Globale reisplanning

Wij, de familie Keijser, hebben van 2010 tot 2011 met onze catamaran SeaMotions, voor een jaar een ' rondje Atlantic' gevaren. We koesteren onze herinneringen in ons dit digitale "book of memories". Daarna ben ik doorgegaan met het zo nu en dan vastleggen van het wel en wee van ons leven op land.







maandag 31 januari 2011

Le Marin - Martinique

Op zondag (30/1) zeilen we hoog aan de wind zo’n 25 mijl naar de zeer beschutte ankerbaai van Le Marin, Martinique. Van ver zien we al een niet te tellen hoeveelheid masten en dichterbij gekomen, blijken dat er nog meer. We willen hier om functionele redenen 2 nachtjes in de marina: de accu’s even lekker doorladen met 220volt (een soort welness treatment maar dan anders) en de boot met zoet water afspuiten, poetsen, shampooën en nog eens zoet afspuiten (ook een soort welness).

 

Maar…. als we in de baai aankomen, horen we van onze Belgische zeilvrienden, de Echo, dat de (mega-grote) marina vol schijnt te zijn. We laten ons anker dan maar tussen al die boten vallen en liggen vastgehaakt in klei-achtige modder. Na een persoonlijke inspectie via de dinghy in de marina zien wij volop vrije plekken …?! Welnu, we houden voor de zondag voor gezien We borrelen, samen met Erik en Margreet van de Liberty, aan boord van de Echo en hebben het er nog eens over wat nu de beste tactiek is om op maandag toch een plekje aan een steiger te bemachtigen.

 

Op maandagochtend, om half 8 ’s ochtends roept Coos met de VHF (marifoon) de haven op. Binnen luttele seconden is ons al duidelijk dat deze marina met 600 ligplaatsen compleet chaotisch georganiseerd is. De marinameneer (rondvarend in dinghy) weet niet goed wat hij met ons verzoek aan moet en zegt dat hij ons binnen 5 minuten zal oproepen. Je raadt het al: dat gebeurt natuurlijk niet. Ondertussen horen we meerdere boten de marina oproepen en met ons beste Frans verstaan we de verschillende berichtgevingen: “ja, vaar maar naar steiger X/Y/Z”, “nee, het is helemaal vol”, “ probeer het om 11.00 uur nog eens”.  Kortom, er is geen chocola van te maken. Coos stapt vervolgens maar in de dinghy, kijkt waar hij zou willen liggen, vaart naar de marinemeneer en doet een concreet voorstel. En dat vindt die marinameneer allemaal wel best; hij is allang blij dat hij niet meer over ons hoeft na te denken.

 

Als het 09.00 uur is, liggen wij aan de steiger, is de 220volt aangesloten en hangt alles wat maar opgeladen moet worden (van elektrische tandenborstel, portofoon, Nintendo’s, laptop’s, etcetera) in een stopcontact. Tijdens het speelkwartier van school gaan we met z’n allen de boot schoon spuiten met zoet water. De kinderen maken er een compleet waterballet van, Coos gaat met bootshampoo aan de gang en lig ik op mijn knieen met JIF en afwasborstel de zwarte zandkorrels uit het wiebertjesdek te borstelen. Ondertussen nemen we ook nog afscheid van de Echo die richting The Grenadines vertrekt. Als het speelkwartier na ruim anderhalf uur is afgelopen, blinkt de boot weer als een keutel in de maneschijn. Tijd om weer door te gaan met school: spellingsregel Hoofdletters voor Tico en de getallenlijn met stappen van 5 voor Sil.

 

’s Middags doen we her en der rond de marina nog wat kleine boodschapjes. Onze eerste indruk van Martinique: voor de boot kun je (bijna) alles krijgen, maar helaas net niet die shockkoordhaakjes, de marina is ongeorganiseerd en chaotisch, de mensen behoorlijk arrogant (op z’n Frans) en het internet ligt er al meer dan 24 uur uit. Maar als je dan in een middelgrote supermarkt komt, is alles weer goed: zoveel lekkere spulletje, heerlijk!! En de verse baquette en pain au chocola ’s ochtends zijn ook niet te versmaden. Kortom, het is net Frankrijk.

 

 

zaterdag 29 januari 2011

Lekker dagje!

Vandaag, zaterdag, hebben een relaxed dagje in en om Rodney Bay gehad. Na een lekker ontbijtje gaan we naar de “shopping mall” en slagen we in het aanschaffen van nieuwe schoenen voor Coos. Hij heeft zich er lang tegen verzet, maar is -nadat zijn italiaanse leren slippers- in tweeën gebroken zijn, overstag gegaan: hij is nu de trotse drager van de ergonomische en praktische Crocqs, de sjieke variant met een soort lederen look. Tico en Sil hebben elk een nieuw, cool t-shirt uitgekozen. En dus alle mannen zijn weer happy.

Bij de marina lopen we The Happy Bird tegen het lijf. Op het terras en onder het genot van een eenvoudige lunch praten we met elkaar bij.


Aan het eind van de middag gaan we met de dinghy naar Pigeon Island, een stuk land van zo’n 18 hectare met twee hoge, grote rotsen. De naam klopt exact: we zien er volop duiven scharrelen.
Pigeon Island is in de 16e eeuw zeer geliefd bij de piraten: ze houden zich schuil in de beschutte baai en doen vanuit deze hideaway nietsontziend hun overvallen op de passerende handelsschepen.
In de 18e eeuw worden vele zeeslagen tussen de Fransen (Martinique) en de Engelsen (St. Lucia) uitgevochten. Admiraal Rodney zit bovenop “zijn rots” en is bij elke Franse aanval een voorbereid man. Hij heeft aldaar geen zeeslag verloren. Begin 1900 wordt de baai gebruikt als basisstation voor de walvisvangst. Op de kant zijn alle faciliteiten om de gevangen walvissen te “verwerken”.

Tegenwoordig is het een nationaal park waar je de restanten van het Engelse fort kunt bezoeken en via de diverse informatieborden kunt lezen over de geschiedenis.

 

Morgen (zondag) varen we naar een stukje Frankrijk in de Carieb: Martinique. Dat gaat ons weer hele andere dingen brengen, w.o. een Europees gesorteerde hypermarche. Daar kan ik mij nu al op verheugen!

 

PS: foto’s van St. Lucia staan nu ook online!

 

 

 

Marigot Bay & Rodney Bay - St. Lucia

Vanuit Marigot Bay ondernemen we, samen met de Tante Rietje, een tripje over (een deel) van het eiland. Met de luxe airco-taxibus van Moses rijden we langs de belangrijkste bezienswaardigheden van de westkust van St. Lucia. Zo daar is de bananenplantage, uitzicht op de Pitons –de herkenbare hoge puntrotsen van St. Lucia-, de bloementuin buiten Soufriere en de zwavelbronnen. Onderweg zien we de schade die orkaan Tomas afgelopen oktober heeft aangericht; het eiland heeft vooral te lijden gehad van de enorme regenval wat grote aardverschuivingen tot gevolg had. De bananenplantages zijn gedeeltelijk verwoest en minstens de helft van de huidige bananenbomen betreft jonge aanplant; na 7 maanden kunnen van deze nieuwe aanplant de eerste bananen oogsten. Geheel nieuwe infrastructuur wordt gebouwd bij stroompjes die tijdens Tomas verworden waren tot woeste rivieren. Uit een groene berghelling is een grote hap genomen: alle begroeiing weg evenzo als de paar huisjes die onderaan de helling stonden.

 

In de onbegaanbare berggebieden van St. Lucia wordt ook volop marihuana geteeld. Moses, onze chauffeur, weet ons te vertellen dat Amerikaanse helicopters 2x per jaar grote schoonmaak komen houden en vanuit de lucht gif strooien over de marihuanavelden. De marihuanateler wordt echter steeds inventiever; hij teelt op zeer schuine hellingen waardoor de velden vanuit de lucht zeer moeilijk te vinden zijn.

 

Op de weg is duidelijk te merken dat er meerdere cruiseschepen in Castries, de hoofdstad, liggen en hun gasten hebben “losgelaten”: we komen zoveel taxibusjes met hordes lelieblanke, fout-geklede Amerikanen tegen! Voor de lokale souvenirondernemer langs de kant de weg is dit een zegening, want er worden –voor USdollars- volop kettingen, armbandjes, houtgesneden schildpadjes en zo meer gekocht.

 

In 9 jaar tijd is er veel veranderd op St. Lucia: vooruitgang. Het eerste dorpje in St. Lucia’s geschiedenis, Soufriere (vrij vertaald: zwavel in de lucht) was toendertijd een buitengewoon arm vissersdorpje. Wij waren toen de enige zeilboot in de ankerbaai en werden met argusogen bekeken door de lokale bevolking. Inmiddels worden toeristen via land en via zee aangevoerd.
Het restaurant waar we 9 jaar geleden gelunched hebben -met spectaculair uitzicht op de Pitons- is inmiddels een groot, luxe resort geworden (Ladera Resort) waar grote groepen cruiseshiptoeristen vandaag hun middageten eten. Helaas is er geen tafeltje meer voor ons. Na een overheerlijke “aangeklede” hamburger in Soufriere, rijden we naar de zwavelbronnen, een soort drive-in vulkaankrater waar de lucht van rotte eieren je al van een afstand tegemoet waait. Om ons heen rookt de aarde … en even verderop laten we ons in een warm zwavelbad zakken. Hoewel de odeur en de kleur van het water niet echt inspirerend zijn, is het water zalig warm en zacht. We smeren ons in met reinigende klei, laten ons opdrogen in de zon en zien er vervolgens uit alsof we bij een of andere inlandse stam horen. Na geruime tijd poedelen en spartelen, douchen we ons schoon en stappen we weer bij Moses in de bus en rijden we terug naar “huis”.

 

Op vrijdagochtend verlaten we Marigot Bay en motoren we –tegenwind- naar Rodney Bay. Als we in de baai een mooi ankerplekje zoeken, botsen we haast tegen de “Echo” op en vernemen we dat ook de Jakker en de Liberty hier liggen. ’s Avonds gaan we met z’n allen naar de befaamde vrijdagavondstraat-BBQ in Gros Islet. We dompelen ons –met nog wat andere reizigers/toeristen- onder in een lokale happening van bier, BBQ en harde muziek. Een geweldige belevenis.

woensdag 26 januari 2011

De schildpaddenopvang (door Tico)

We gaan ‘s middags een stukje wandelen in Bequia. We willen morgen (22/1) naar een schildpaddenopvang. Maar omdat die dan dicht is, doen we het vandaag. We vragen aan een taxi chauffeur of hij ons wil brengen. Dat doet hij maar al te graag. Hij brengt ons er rustig heen. Nu we er zijn, zien we overal schildpadden. Baby en volwassen. Ze hebben 2 soorten: de Groene en de Karet schildpad. De Karet heet ook wel Hawksbill turtle, hij heet zo vanwege een mond die op de snavel van een havik lijkt. Daarom betekent karet ook havikssnavel.

De mensen van de opvang vinden de schildpadden op het strand als ze net uit het ei zijn gekomen. Als de schildpadden 6 jaar zijn, zijn ze groot genoeg om vrijgelaten te worden. Als ze 25 jaar zijn, kunnen ze eitjes leggen. En na 48 jaar kun je pas zien of het een jongen of een meisje is. De schildpadden kunnen 140 jaar worden!!!!!
De meneer {Brother King zo heet hij} heeft dit opgericht in 1995. Nu is het 2011. Dus het bestaat al 16 jaar. Er is 1 andere meneer, die ook in de opvang werkt. De opvang heeft al 800 schildpadden teruggezet in het water. Deze mensen doen dit, omdat de schildpad met uitsterven bedreigd is.

Een verhaaltje: De moeder van de schildpadden is al weg. Ze heeft ’s nachts een kuil gegraven en daar dropt ze al haar eitjes in. Ze heeft wel 200 eitjes gelegd. Een tijdje later komen de eitjes uit. Als eerst moeten ze van de kuil naar het water kruipen. Voor ons is dat niet zo ver, maar voor de baby’tjes is dat wel heel ver. De baby schildpadjes moeten allerlei gevaren doorstaan om te overleven. De eerste vijand is: “de vogel”. De vogels zien de baby’s als ze naar het water kruipen. De vogels denken dan vast: wat een lekker hapje kruipt daar, laat ik eens gaan ontbijten/lunchen/avondeten. Van de 200 schildpadden halen misschien 10 het water. En eenmaal in het water is nog een gevaar: “de haaien”. Van de 10 schildpadden halen ongeveer 4 het groot worden. De rest wordt door de haaien opgegeten. Dan is er nog een gevaar: “de mens”. Wij schieten ze en wij eten ze.

De baby’s bijten elkaar tijdens het spelen. Natuurlijk niet op het schild, maar op de kop. Er komen dan allerlei kleine sneetjes. Als dat gaat infecteren, is dat niet goed. Er is een man die een desinfecterend gouden zalfje op de kop smeert, zodat het niet gaat infecteren. Dat doet hij met een klein zacht kwastje. Ze geven de baby’s als voer tonijn uit blik. De baby’s horen kwallen te eten, maar omdat ze dat niet kunnen krijgen, krijgen de kleine baby’tjes tonijn uit blik. Wat de groten eten weet ik niet.

Nu moeten we weer terug naar de boot.

bumpy ride

Dinsdagochtend om 09.00 uur gooien we de achterlijnen los en gaan we anker op in Wallilabou Bay, St. Vincent. We varen dicht onder de kust naar de noordelijke punt van het eiland en vergapen ons vanaf het water aan de schoonheid van dit eiland. Het is onbeschrijfelijk hoe ontzettend groen dit eiland is. Alsof er een grote klodder verf op het eiland gevallen is. Alsof er een groene lap stof over het eiland gedrapeerd is. Kortom, groen in het kwadraat. Hoog en verspreid op de hellingen (voormalige lava-stromen) zie je nog kleine huisjes/schuurtjes staan. Er loopt geen weg meer op dit deel van het eiland. Voor die locals des te beter; op deze hellingen telen zij namelijk illegaal grote hoeveelheden marihuana. Het is ons wel een raadsel hoe zij hun hutten bereiken, maar dat het zo goed als onbereikbaar is voor de “sterke arm” (politie) is ons wel duidelijk.

 

Hoe dichter we bij het noorden van St. Vincent komen, hoe woeliger de zee en harder de wind. We kiezen met 2 reven en een puntje grootzeil het ruime sop. Hoge, korte, steile golven en elke half uur een squall. De windmeter wijst constant op 30 – 35 knopen met uitschieters naar 38 knopen. We schieten met 9 – 11 knopen door het water en krijgen bakken zeewater over het dek en de gangboorden, wat even later door een kletterende regenbui weer wordt schoongespoeld. Dit traject is de woeligste trip sinds we uit Nederland vertrokken zijn, pfff.

 

De jongens beginnen de tocht met DVD-tje kijken, maar leggen dit al snel aan de kant als we het zeegat tussen St. Vincent en St. Lucia bereiken. Ze gaan in de horizontale houding meteen dekentje en sluiten de ogen. Na een paar uur komt er weer leven in de kinderen, hetgeen hetzelfde betekent als dat we in rustiger vaarwater zijn aangekomen.

 

We zijn in de lij van St. Lucia en de zee is, hoewel nog behoorlijk hobbelig, veel rustiger. De wind komt –nog meer- recht van voren. Voor de laatste mijlen zetten we motor bij, vullen we de watertanks (watermaker) en gaan we in een rechte lijn naar Marigot Bay. In deze beschutte baai vinden we tussen alle mooringboeien nog een plekje om te ankeren, waarna Coos en ik onszelf trakteren op een warme, zoete douche.

’s Avonds gaan we met de Tante Rietje wat eten aan de kant: een heerlijk stukje vlees met echte franse frietjes. Smullen dus.

maandag 24 januari 2011

Wallilabou Bay - St. Vincent

Op zaterdagochtend (22/1), na wat laatste klusjes en boodschapjes, gaan we anker op, hijsen we het zeil en koersen we aan op St. Vincent. In het zeegat tussen de eilanden staat er weer een forse windkracht 6 met uitschieters naar 7. We varen met dubbel gereefd grootzeil en de fok en schieten met gemiddeld 9 knopen door het water. Als we in de lij van het St. Vincent zijn, valt de weg nagenoeg weg en motoren we de laatste mijl naar ankerbaai. Al buiten de ankerbaai worden we tegemoet gevaren door de beroemde “boatboys”, jongens/mannen die een extra centje willen verdienen door je lijnen aan te pakken bij het aanleggen aan een mooringboei of het naar de kant brengen van een achterlijn. Op enig moment worden we omringd door wel 5 of 6 boatboys. De een op een oude surfplank die onze vuilnis wil meenemen (niet doen, ze stoppen het tussen de rotsen i.p.v. in de vuilnisbak). Anderen in een roeiboot die ons armbandjes en kettingen wil verkopen en weer een ander heeft wat bananen en guave in de aanbieding. Dan nog een makker in een motorbootje die beloofd de vogelnde ochtend vers brood langs te brengen (hij moet nog steeds langskomen met brood…). Wij willen eerst gewoon onze boot veilig “parkeren”. We gaan voor anker met een lijn van achteren naar de kant, betalen de boatboy zijn “loon” (10 EC is gebruikelijk, ook al zeggen ze dat het tegenwoordig 20 EC is) en constateren daarna dat we eigenlijk nog niet ideaal liggen. Na de (late) lunch gaan we opnieuw ankeren en hebben we Tico en Mickey (bemanning Tante Rietje) als boatboys voor de achterlijn naar de kant. En dan liggen we goed en kan ik ontspannen.

 

Wallilabou Bay is beroemd vanwege de filmopnamen van Pirates of the Caribbean, Curse of the Black Pearl. Tico herkent direct van alles: de rots waar de piraten aan opgehangen werden (Rock Arch), de doodskisten, de kanonnen, een stellage waar Jack Sparrow aan slingerde om aan de soldaten te ontkomen. In een schuur hangen foto’s van de opnames, vliegschema’s van de hoofdrolspelers en opname-schema’s. In het Anchorage Restaurant zie je nog bergen kleding die ligt te verstoffen in een houten kist. Een beetje vergane glorie, maar desalniettemin leuk om te zien.

 

St. Vincent is een heel ruig, bergachtig, vulkanisch eiland. Geen witte, maar zwarte stranden dus. De heuvels/bergen zijn groen, groener, groenst. Alsof het hele eiland bedekt is met groene vloerbedekking. We gaan op tour naar de Dark View Falls. Met een taxibusje van Gary, een vriendelijke rastafari, slingeren we langs de kust naar het Noorden. Overal waar we kijken is het adembenemend mooi. Op rechts de ruige, overdadig begroeide berghellingen met op de hoogste, meest onbegaanbare bergwanden witte stipjes waar (illegale) marihuana-plantages zijn. Op links af en toe schitterende verlaten baaien met een paar huisjes en een paar vissersbootjes. We passeren een paar dorpjes met Frans-getinte namen.

De mensen in dit gedeelte van St.Vincent wonen eenvoudig, maar iedereen heeft een dak boven zijn hoofd. Het is zondag en in die kleine plaatsjes zie je de mannen bij elkaar rondhangen (met lokaal bier, een joint en luide muziek) en de vrouwen in prachtige jurken en hoge gehakt naar of van de kerk gaan resp. komen.

 

Met Europees geld wordt getracht de natuurbezienswaardigheden van dit eiland enigszins toegankelijk te maken voor toerisme. Zo ook bij de Dark View Falls; er staat een mooi houten huis waar je je toegangskaartje, wat pinda’s en drinken kunt kopen. Verderop staat nog een houten schuur voor een souvenirshop, maar dit wordt (nog) niet uitgebaat. Er is een eco-bamboebrug gebouwd over de rivier en van daaruit gaat een smal pad naar de waterval. Met behoorlijk wat geweld valt het water zeker 50 meter naar beneden. Als we er langs lopen, realiseer ik me pas hoeveel wind vallend water veroorzaakt, pfff. Het pad gaat behoorlijk steil verder naar de 2e etage. Het laatste stuk klauteren we over de keien en rotsen door de rivier. Ook bij deze 2e etage klettert het water zeker 50 meter naar beneden. Coos en Tico zoeken dapper verkoeling onder dit kletterende water; het is nog niet zo eenvoudig om balancerend op ronde keien staande te blijven onder het geweld van het naar beneden stortende water.

 

Even verderop zien we een waterkrachtcentrale, althans het 1e station. Het water uit de rivier wordt via een zij-arm in een enorme houten(!) buis geleid. Deze buis slingert zich minstens 5km bergafwaarts naar een turbine, waar (het 2e station) de kracht van het stromende water wordt omgezet in energie.

 

Vandaag (24/1) hebben we een rustdag in Wallilabou Bay, althans, een dag in en om de boot. De kinderen doen uitgebreid school en tussendoor zijn ze druk met het opvangen van regenwater. Het regent deze ochtend namelijk zo veel en zo hard dat we vrij eenvoudig het regenwater, dat in stralen van de zonnetent afstroomt, kunnen opvangen. Het is in elk geval genoeg om een handwasje mee te wassen.

 

Vanmiddag hebben we gesnorkeld bij Rock Arch; lila-kleurig waaierkoraal, kerrie-kleurig pijpkoraal, een donkerblauw-paarse moreen met gele stippen, zee-egels en nog veel, veel meer. En nu (17.30 uur lokale tijd) staat Coos al een uur te wachten tot Customs en Immigration verschijnt in het gebouwtje waar ze dagelijks tussen 16.00 en 17.00 uur kantoor houden …??!! Oh, ze komen er net aan; slechts 1,5 uur later.

 

Morgen varen we richting St. Lucia; ook op dit eiland zullen we weer een paar dagen verblijven en tijd inruimen om wat van het binnenland te zien. To be continued aldus.

 

PS: foto’s van onze avonturen op St. Vincent volgen snel!!

vrijdag 21 januari 2011

Azuurblauw paradijs

Na een paar dagen “paradijs” in Salt Whistle Bay gaan we anker op naar het 2 mijl verderop gelegen Tobago Cays, een groep van 4 kleine, onbewoonde eilandjes gelegen achter de bescherming van een groot hoefijzervormig rif (Horseshoe Reef). Qua kleur van het water is alsof we in een openluchtzwembad binnen varen. Alle kleurschakeringen van blauw gaan onder ons door: van heel licht blauw (behoorlijk ondiep water met zandbodem) tot diep donkerblauw (veel dieper water). Om ons heen die kleine eilandjes met parelwitte strandjes en groene begroeiing. Picture perfect!

 

We zijn nog maar net voor anker als we een schildpad zijn kopje boven het water zien uitsteken. WAUW!! Als Tico en ik even later gaan snorkelen, komen we direct een paar schildpadden tegen die rustig “grazen” over de veldjes van kleine wierplantjes. Ze trekken zich niets van ons aan als we rustig boven hen of achter hen aanzwemmen. Sil is ondertussen met de Seaquest mee naar een klein strandje van het eilandje Baradel. Als hij daar gaat snorkelen met Maren, Huib-Jan en Denise (La Luna) komen ook zij verschillende schildpadden tegen. Coos is bezig met hele andere dingen. Het waait namelijk behoorlijk en de omstandigheden (wind en vlak water) zijn ideaal voor een windsurfpoging. Na een wat onwennige start op het “zinkertje” en moeizame overstagmanoeuvres scheert hij uiteindelijk zijn rakjes voor de boot langs. De volgende dag trekt de wind nog wat meer aan en begint het, ondanks dat we achter een groot rif liggen, toch wat “choppy”  te worden. Aan het eind van de middag varen we naar de ingang van het Horseshoe Reef en ankeren we tussen de eilandjes Petit Rameau en Petit Bateau. Qua wind maakt het niet veel uit, het waait ’s nachts zelfs nog een tandje harder ‘s, maar de zee is hier wel ietsje rustiger.

 

De volgende dag gaan we op tijd anker op en varen we naar het nabij gelegen Canouan. Als we de Charlestown Bay binnen varen en het grootzeil strijken, krijgen we een enorme regenbui over ons heen. In een paar minuten zijn we zeiknat en hebben we het zelfs koud.

Hoewel de chartercompany Moorings er een kleine basis heeft en de ankerbaai vol met mooringboeien heeft gelegd, oogt Canouan verder weinig toeristisch. Maar wellicht dat schijn bedriegt, want volgens de pilot is de noordelijke helft van het eiland privé-bezit en wordt hier een luxe resort gerund. Het zuidelijk deel is voor de locale bevolking. Volgens diezelfde pilot heb je in deze ankerbaai bij stevige wind last van valwinden: de wind verzamelt zich boven op de berg en schiet dan als een kanonskogel naar beneden de ankerbaai in. Ik heb me op het ergste (onrustigste) voorbereid, maar wij beleven –gelegen diep in de baai en dichtbij het strand-  een van de rustigste nachten sinds Prickly Bay/Grenada. Als we de volgende ochtend aan de andere Nederlandse boten blij vertellen hoe lekker rustig wij geslapen hebben, horen we van hen hele andere verhalen. Zij hebben een nacht achter de rug met onregelmatige valwinden die vanuit alle richtingen naar beneden rollen en elke boot 360 graden laat ronddraaien achter zijn ankers. Bij de Tantje Rietje wordt ’s avonds zelfs de bijboot ondersteboven geblazen (hoop gedoe voor ze in het donker, want de buitenboordmotor gaat kopje onder en diverse schoenen zinken).

 

En dan maken we ons klaar voor een aan-de-winds tochtje van ruim 20 mijl naar het noordelijker gelegen Bequia. Hoewel aan-de-wind, hebben we een heerlijke zeildag en we speren met 8-9 knopen over het water. In no time bereiken we Admirality Bay en schampen we –net als bij aankomst in Canouan de dag eerder, een squall. Dit keer hebben we alleen te maken met windstoten uit de bui; de windmeter laat een tijdje ruim 30 knopen zien. De bijbehorende regen zit –gelukkig- wat verder op zee.

 

Overigens krijgen we ’s nachts, net als ongeveer alle voorgaande nachten, behoorlijk wat regen over ons heen. Het dek wordt hierdoor wel lekker schoongespoeld en inmiddels kunnen we slapend ramen sluiten en weer open doen.

 

In Bequia (spreek uit “bekwee”) herkennen we nog veel van 9 jaar geleden; het is alleen wat drukker geworden. Met name het aantal chartercatamarans is –in de gehele Carieb- t.o.v. jaren geleden vertienvoudigd. Dit brengt extra alertheid met zich mee als zo’n charterboot wil gaan ankeren…. Door gebrek aan ervaring en inzicht doen ze dit meestal niet zo goed. Al 2x heeft Coos moeten praten als brugman om dergelijke zeilers te overtuigen dat ze veel te dichtbij ons lagen en dat ze, ergens anders, opnieuw moeten gaan ankeren. Ik probeer bij dergelijke ingrepen wijselijk mijn mond te houden, hetgeen bijna alle keren gelukt is.

Enfin, Bequia ….. een plek waar het comfortabel verpozen is. De ankerbaai is goed beschut, het water glad en helder. Op meerdere plekken in de ankerbaai zijn goeie dinghy-docks. Er zijn leuke tentjes aan de kant waar je heerlijke cocktails kunt drinken en/of goeie hamburgers kunt eten. De supermarkten zijn behoorlijk gesorteerd, er is ook aardig wat diversiteit in groenten en fruit. Zo kun je hier veel superzoete mango’s voor weinig geld kopen! En, er zijn meerdere zeilmakers en chandlers (boot-)/gereedschapwinkels.

Na schooltijd werken wij deze dagen een paar “things-to-do annex boodschappenlijstjes” af (bootklusjes, wasserette, diesel tanken, administratie en het reanimeren van een gecrashte SD-kaart vol met foto’s …). En vandaag zijn we met de locale taxi, een pick-up truck met comfortabele bankjes in de achterbak, naar een Schildpadden Opvangcentrum geweest: The Old Hegg Turtle Sanctuary. Orton G. “Brother” King is de Lenie ’t Hart van Bequia als het gaat om het redden en in stand houden van de Hawksbill Turtle, een schildpad met een soort havikssnavel. Hij vertelt ons begeesterd over zijn missie.

 

Morgen (zaterdag 23/1) varen we naar St. Vincent, Wallilabou Bay. Daar gaan we voor anker voor de restanten van de filmset van Pirates of the Carribean en hopen we weer een regenwoud/waterval-hike te gaan doen.

 

To be continued!

 

PS: foto’s volgen zodra we weer een betere internetverbinding hebben ….

 

 

 

 

 

vrijdag 14 januari 2011

Petit Martinique, Petit St. Vincent, Union Island en Mayreau

Het plan is om in Petit Martinique diesel te tanken, maar evenals 9 jaar geleden, vinden wij het te "choppy" en te winderig om langszij de houten tanksteiger te gaan. Dit wordt overigens bevestigd door de Seaquest die wel getankt heeft en inderdaad aan landvasten en bolders heeft liggen schudden, trekken en duwen. We steken het zeegat over naar het naastgelegen eilandje Petit St. Vincent. Hoewel de tradewind lekker doorblaast (windkracht 6) liggen we qua golven redelijk beschut achter een puntje eiland en een rif. Petit St. Vincent is het kleinste en een van de meest succesvolle eilanden van de eilandengroep St. Vincent en the Grenadines. Er wordt een luxe resort geëxploiteerd; her en der verspreid over het begroeide eiland staan gerieflijke cottages, elk met een eigen stukje strand en alles ver genoeg bij elkaar vandaan om volop privacy te hebben. Zeilers zijn welkom op het eiland, mogen hun dinghy aan de steiger vastknopen en mogen  –met respect voor de privacy van de gasten- van het strand gebruik maken.

's Avonds gaan we met de Seaquest en de Tante Rietje een lekkere cocktail drinken in de bar van het resort. We voelen ons gezegend om hier te mogen zijn.

 

's Nachts voelt het vervolgens allemaal anders; de wind trekt aan en loeit door de verstaging. De regen klettert af en aan op het dek en de ramen blijven uiteindelijk maar dicht. Hierdoor stijgt de binnentemperatuur aanzienlijk. Enfin, alles bij elkaar genomen kan ik er maar slecht op slapen, zelfs niet als ik op de bank in de kajuit ga liggen. Hoewel ons aanvankelijke plan was nog lekker een dagje te relaxen op PSV, besluiten we 's ochtends anker op te gaan en naar Union Island te varen. Niet dat je daar nu zo beschut ligt, integendeel. Maar in Union Island moeten we wel eerst inklaren bij Douane en Immigratie. In de drukke ankerbaai achter het grote rif vinden we nog een plekje "aan hoger wal". Coos en Tico gaan aan land om in te klaren, Sil en ik maken school af. Om 15.00 uur, dezelfde dag, verlaten we vervolgens Union Island weer en varen we naar het de meer beschutte ankerbaai Saline Bay van het eiland Mayreau. Naast de gebruikelijke zeilboten ligt ook 's werelds grootste zeilboot hier voor anker: 187 meter lang. Het heet zeilboot omdat het 5 masten met zeilen heeft, maar het geheel ziet er meer uit als een kleine cruiseboot. Naar mijn mening zal het schip op wind alleen niet vooruit te branden zijn.

 

Zodra we goed liggen, duiken we in het water en gaan we op ontdekkingstocht bij het naastgelegen rif. De wondere onderwaterwereld blijft ons bekoren en verbazen. Aan Sil horen we of er iets te zien is; op hoge tonen slaakt hij –met snorkelpijp in de mond- diverse onverstaanbare verwonderende kreten. En anders gaat ie –onderwater- wel met zijn hoofd recht voor Coos' bril zwemmen en tikt hij -in meer of mindere mate subtiel- op Coos' snorkelbril. We zien verschillende gekleurde rifvissen, waaier- en hersenkoraal, koraalkelken en als klap op de vuurpijl ook een flinke rog. Terug aan boord pakken Tico en Sil direct het boek met koraalvissen erbij om de namen te vinden van de vissen ze gezien hebben. Vervolgens pakken ze tekenpapier, potlood en kleurpotloden om deze vissen (na) te tekenen. Wij genieten volop van hun onbevangen enthousiasme.

 

Op Mayreau wonen slechts 250 mensen. Om naar het dorpje te lopen, moeten we een steile heuvel bedwingen. Verspreid op de heuvel zien we bont gekleurde huisjes, winkeltjes en bar/restaurants. Als een cruiseboot het eiland aan doet, komen uit de huisjes uit alle gaten en hoeken kledingrekken, waslijnen met t-shirts, batikjurken en conche-schelpen tevoorschijn.

Als wij er lopen, zijn we bijna de enige "toerist" en oogt het dorpje relaxed. We wandelen door naar Salt Whistle Bay, een baai waar we 9 jaar geleden ook geweest zijn. Er is niet veel veranderd, behalve dat er 3x zoveel boten in de baai liggen. Met name het aantal (charter) catamarans is verdrievoudigd (all over de Carieb). Op de terugweg "aaien" de kinderen nog 2 landschildpadden, die aan de geitenpen in het gras schuivelen bij de Honey Bar. Even verderop drinken en internetten we nog even bij Dennis' Hideaway, terwijl de kinderen zich vermaken in het mini-zwembadje. Met de nadruk op "even"; het is einde dag, de zon gaat zakken en de muggen komen in grote getallen uit hun "hideaway's". Binnen 10 minuten worden de lichaamsdelen waar geen "Off" (anti-muggenspray) opgespoten is, lek geprikt.

 

Het waait nog onverminderd hard en 's nachts valt de regen af en aan met bakken uit de hemel.

 

De volgende ochtend, vrijdag 14/1, verplaatsen we, tegelijk met de Seaquest en Tante Rietje, naar het 1 mijl verderop gelegen Salt Whistle Bay. We hebben een perfecte timing; veel (charter)schepen verlaten de baai en wij vinden een mooie plek wat dieper de baai in. Daarna volgen nieuwe (charter)schepen en dan wordt het voor Tante Rietje toch nog even spannend. Een 43-foot Catana probeert op aanwijzing van een local zijn chartercatamaran voor Tante Rietje te parkeren, maar dreigt daarbij op een naastgelegen catamaran te eindigen. De schipper raakt in paniek, draait het roer alle kanten op, en scheurt de motor achtereenvolgens in vooruit-achteruit-vooruit (vol gas welteverstaan) om vervolgens zonder enige controle door het oog van de naald te kruipen, net geen andere schepen te rakend op volle snelheid de baai te verlaten en hoogstwaarschijnlijk koers te zetten naar Saline Bay. Zoals het spreekwoord luidt: "de beste stuurlui staan aan wal" analyseren schippers Henk, Huib-Jan en Coos  over de marifoon deze kamikaze-manoeuvres. La Luna en Vivente luisteren, gelegen in Saline Bay, mee en kiezen eieren voor hun geld: ze gaan anker op en komen ook naar Salt Whistle Bay. Als ze uitvaren, zien ze nog net een huurcat de baai in stuiven.

 

Vanaf onze boot kunnen we zo naar het strand zwemmen; het zand is zo fijn als pas gemalen meel en het water kleurt azuurblauw. De kinderen zitten de hele middag in het water met snorkel, kayak of superfrisbee en wij borrelen met de Nederlandse armada op het strand. 's Avonds eten we het laatste stukje tonijn (nog van de Atlantische oversteek) en de kinderen rollen rond half 9 -moe en voldaan- hun bed in. Binnen 5 minuten slapen ze. Het leven is goed voor ons gezin.

woensdag 12 januari 2011

Tekening toertje Grenada (door Tico en Sil



Deze tekeningen horen nog bij het verhaal van Tico en Sil over het toertje Grenada.

Toertje Grenada (door Tico en geholpen door Sil)

Vandaag (7/1) hebben we een auto gehuurd. En we doen daar een toertje mee. We staan vroeg op. En we gaan in het bijbootje naar de kant. Daar staat de man van de auto verhuur al klaar. We hebben een echte grote JEEP met een dakraam. Dat dakraam kan open. Ik en Sil steken onze hoofden uit het open dakraam. We doen de tour met de Seaquest. De tour begint nu.

We gaan eerst naar de watervallen. Maar we belanden ergens anders. We belanden in een regenwoud. Daar gaan we wandelen met een gids. Die gids spreekt alleen engels. Hij vertelt dat er een paar jaar geleden een orkaan is geweest. Die orkaan zorgde ervoor dat heel veel bomen kapot gingen. Nu zijn er veel bomen opnieuw geplant. Heel veel zijn nog maar vier jaar. De bomen die de orkaan overleefde, zijn nu al echt heel erg oud. We zien ook weer veel bananenbomen. Maar nu zien we op de bananenbomen ook een hele mooie bloem. Rood,  geel en groen. Die bloem zie je op het begin van het bananenblad. We zien hem een paar keer. Soms dat de bloem omhoog groeit maar ook dat de bloem omlaag groeit. Hij laat ons ook een bergpalm zien. Die palm heeft een roze of rood uitsteeksel. Dat door de bijen opgekloven is. Voor de bijen het opkluiven heeft het een soort van bolletjes op de uitsteeksels.

We zijn nu op de boven op de berg. Hier is een rare plant, een soort gras. Als je het aanraakt klapt het in. En na een paar minuten klapt hij weer open. Er was ook een boom die helemaal alleen stond. Er was ook geen vogelnest in de boom. Het was een varenboom. Er zat geen nest in, omdat er allemaal stekels op de stam en takken zaten. We lopen nu verder naar een groot meer. Een meer in de krater van een vulkaan.

Op weg naar het meer! We zien een hummingbird. Oftewel kolibrie. Hij vliegt naast een groot eivormig mierennest. Het mierennest hangt tussen twee bomen die in een kruisteken staan. Het mierennest ligt in de omgeving van omgevallen bomen van de orkaan. De gids vertelt ook over een soort bladeren waarmee je het weer kan voorspellen. Als de bladeren zich oprollen, komt er een storm en als ze open zijn is het normaal weer. Die bladeren zijn heel erg groot.

We zijn nu bij het meer. De gids heeft een zakje chips. De chips verkruimelt hij. En hij gooit de kruimels in het water. Er komen allemaal kleine vissen op af. En opeens een rood oranje vlek. Ongeveer 40 cm groot. Maar de vis is al snel weer de diepte in gedoken.

Als we weer bij auto zijn aangekomen, nemen we een laatste blik op deze plek. Net toen we wilden wegrijden, zien we een aap. Een wilde Mona Monkey. Sil mag hem een banaan geven. Die maakt hij vlug open. Dat doet hij sneller dan wij. De Mona Monkey leeft oorspronkelijk niet hier. Hij woont en komt van Afrika. En hij is lang geleden meegenomen door slaven. Die zetten ze uit in het wild. Niet zo als wij dat doen natuurlijk. Maar anders. Ik weet niet hoe. Er komen steeds meer mensen om de aap staan. Die vindt dat niet leuk dus rent hij weg. Nu de aap weg is, kunnen wij echt weg. Nu gaan we naar de chocoladefabriek.

We komen bij de chocoladefabriek. Eigenlijk is hij dicht. Maar de man die de chocolade maakt, maakt een uitzondering. Hij laat de apparatuur aan ons zien. Ik vertel zo hoe dat er uit ziet. Het is een kort bezoek. Maar wel beter dan niets. Hij vertelt ons dat we naar de cacaoplantage moeten, om meer te weten te komen over chocola. Dus dat doen we.

Dan zijn we op de locatie (Belmonte Estate, dit was vroeger een plantage) waar we meer over chocola kunnen weten. Er komt een vrouw op ons af en ze zegt: ik zal u vertellen hoe chocola wordt gemaakt. Zij spreekt ook alleen engels. Zij vertelt dat de chocola wordt gemaakt van de cacaoboon. Eerst moet je de cacaoboon plukken van een cacaoboom. Daar gebruiken ze een soort zwaard voor. Die zwaarden heten MANCHETTES. Daarna ze doen de bonen in een bak. Die bedekken ze met bananenbladeren en jutezakken.  Oftewel ze laten de bonen gisten\zweten. Om de twee dagen wisselen ze van bak. Dat doen ze 7\9 dagen. Dan laten ze de bonen drogen in bakken buiten. Als de zon schijnt, wordt de bak in de zon geschoven. En als het regent wordt, de bak onder het dakje geschoven. En ze moeten soms met hun voeten de bonen omwoelen, zodat niet een kant droog wordt. Dan gaan de bonen naar de fabriek. Daar worden ze geschild. Dat doen ze met een grote rode machine. Je doet de bonen aan de ene kant er in, dan komen ze er aan de andere kant er weer uit.  Ze moeten daarna de bonen vermalen in kleine stukjes. Dan gaan ze in de perser. Dat is dat het plat wordt gedrukt en een soort chocolademoes over blijft. Die doen ze dan in een freezer, zodat het koud wordt. Dan gaat het weer in een machine en die machine zorgt ervoor dat er rechthoekige repen  van worden gemaakt. Dan de laatste stap. Je hebt 3 soorten chocoladerepen:  62%, 72% en 83%. Dat betekent hoe puur het is. Nu kan het naar de winkel. En gaan wij terug naar de boot (met een paar repen chocolade!!).

Dat was ons verslag.
 
PS: een foto van onze tekeningen over deze dag zet

Carriacou, Tyrell Bay & Sandy Island

Op zaterdagochtend  (8/1) gaan we anker op en zetten we koers richting het ietwat noordelijker gelegen eiland Carriacou. Het is een aan-de-windse trip en niet geheel comfortabel. Vooral ter hoogte van de (niet- actieve) onderwatervulkaan en de grote rots "Kick 'm Jenny", hebben we een rare klotszee. Aan het eind van de middag laten we ons anker weer vallen in Tyrell Bay. In mijn herinnering lag hier 9 jaar geleden slechts een handjevol boten. Coos twijfelt nog of we hier 9 jaar geleden überhaupt wel waren. Onze volgers kunnen ons vertellen wie er gelijk heeft door op onze website www.candideopreis.nl te kijken. Onze internetverbinding is momenteel te zwak om dit zelf te doen. Enfin, tegenwoordig liggen er wel zo'n 100 boten; een kwart hiervan is van zeilers die hier ooit gestrand zijn en daarna nooit meer uitgevaren zijn. Hun scheepjes zien er inmiddels behoorlijk doorleefd uit. De rest van de zeilschepen is op doorreis.

 

Tyrell Bay oogt verre van toeristisch; aan de kant geen fancy bars of restaurants. Wel een paar houten uitspanningen waar een verweerd bord vertelt dat het om een restaurant gaat, maar dat is dan ook alles. Volgens de paar locals die we spreken -als we in een uitspanning een halve liter cola nuttigen; de flesjes zijn hier niet kleiner te verkrijgen-, kabbelt het leven op Carriacou rustig voort. Alles gaat in een heel relaxed tempo.

 

Op zondagochtend (9/1)staat een dinghy-tocht door het Mangrove Swamp op het programma:een lagune omgeven door mangrovebomen. Deze lagune wordt in het geval van een dreigende orkaan gebruikt als "hurricane hole". Alleen dan mag je met je zeilboot de lagune in en parkeer je je boot van voren tussen de mangrove-wortels en leg je 'm van achteren vast met ankers. Wij peddelen er met kayak en dinghy doorheen en luisteren naar krakende takken en knisperende mossels op de wortels. Af en toe krijst er een verstopte vogel.

 

's Avonds krijgen we veel regenbuien over. Nadeel: alles nat buiten. Voordeel: het dek is weer zoet en de temperatuur daalt.

 

Maandagochtend (10/1) om half 8 staat Coos bij de Laundrette met een baal wasgoed en om 10.00 uur ben ik weer blij met schone handdoeken en lakens. We varen vervolgens 4 mijl verderop naar Sandy Island: een strookje zand met een paar verdwaalde palmbomen in de baai bij Hillsbourough. We liggen hier aan een mooringboei en brengen de middag op het strand door. De kinderen zitten non-stop in het water en we genieten met elkaar van een wonderbaarlijke onderwaterwereld: we zien zee-egels en allerlei kleurige rifvissen. Voor de mooringboei zouden we eigenlijk moeten betalen, maar het bootje waarmee de mooringfee's worden geïnd, is enige tijd gestolen –zo gaat het verhaal- en dus worden de mooringfee's niet meer geïnd. Voor alle zekerheid doet Coos met snorkel een inspectie van de mooring: het ziet er allemaal zeer degelijk en vooral nieuw uit. Tegen donker wordt de sterkte van de mooring nog een keer geteest als er een enorme squall overkomt met veel regen en veel wind. Coos heeft voor de zekerheid het anker ook laten zakken, maar dat blijft vooralsnog ongebruikt op de bodem liggen. De mooringboei is goedgekeurd.

 

De volgende ochtend (11/1) varen we naar Hillsbourough om uit te klaren bij Immigratie en Douane en daarna motoren we -tegen wind en golven in- het even verderop gelegen Petit Martinique en Petit St. Vincent

maandag 10 januari 2011

meer prickly Bay

De eerste dagen na de jaarwisseling bestaan uit uitrusten: naast vermoeidheid van een Atlantische Oversteek komen we ook rustig aan bij van de toch wat turbulente week op Tobago. Behalve een expeditie naar een geldautomaat (4km gewandeld naar het vliegveld voor een geldautomaat; het had ook dichterbij gekund, maar we nemen een verkeerde weg ….) doen we niet veel meer dan zwemmen, lezen, lego-en en liggend luisterboek luisteren. 's Avonds gaan we met de kippen op stok; ons absolute record is dat we met z'n allen om 20.10 uur in bed liggen en 20.15 uur slapen.

 

Op 3 januari begint dan het gewone leven weer. Bij ons aan boord betekent dat we weer met school beginnen: de boeken en schriften worden ontstoft en beide jongens gaan de 1e dag opgetogen aan de slag. Halverwege de ochtend worden ze "opgeschrikt" door een luide toeter: de Seaquest meldt zich in de ankerbaai van Prickly Bay en laat het anker naast ons vallen. Gesjellug!!

 

De volgende middag wordt een strandbbq georganiseerd: Huib-Jan (Seaquest) en Henk (Tante Rietje) doen boodschappen en Mickey (bemanningslid Tante Rietje) organiseert een plek op het strand. Wij hoeven alleen maar onze Cobb mee te nemen en aan te schuiven, wat een luxe! Als verrassing heeft Mickey 3 verse kreeften gekocht bij de lokale vissers. Het zijn echt enorme joekels. De kinderen kijken ademloos toe als Mickey de kreeften prepareert voor het roosteren. Lees; hun koppen afhakt met een heuse bijl. Die arme, tere kinderzieltjes …. Alhoewel, die Keijserlijke jagers schijnen er geen enkele moeite mee te hebben. Dat is hoe het nu eenmaal gaat in de natuur, volgens hen. We eten, drinken, kletsen en de kinderen zwemmen vooral. Vlak voordat de schemer valt en de muggen in grote getallen komen opzetten, worden de bbq's gedoofd en zetten we de gezelligheid voort een stukje verderop bij Prickly Bay Bar, alwaar het happy hour is. Coos en ik nemen, net als 9 jaar geleden, de rumpunch. Die smaakt nog net zo lekker. Verder is het wel het een en ander veranderd bij de bar: er zijn volop tafels waaraan je kunt zitten en er is animatie! Deze woensdagavond is BINGO-avond. Wie had ooit gedacht dat wij aan de BINGO zouden gaan in de Carieb? Welnu, iedereen gaat aan de BINGO. We hebben een hilarische tijd en helaas geen prijs.

 

Er is hier een zeer actieve zeilerscommunity, waarvan de harde kern bestaat uit permanente live aboards: mensen die bewust hebben gekozen voor zeilend leven en vaak langere tijd op een plek blijven. Grenada is bijvoorbeeld zeer favoriet om het orkaanseizoen te verblijven omdat de orkanen meestal niet zo zuidelijk komen. En als er eentje wel Grenada aan dreigt te doen, is het een relatief klein stukje zeilen naar het nog zuidelijker gelegen Trinidad. 's Ochtends luisteren we altijd even naar het lokale radionetje op VHF 68, opgezet door deze permanente zeilers. We horen de laatste cruisingnieuws. Mensen die net zijn aangekomen of weer gaan vertrekken kunnen zich aan- en afmelden, er is een "treasures of the bilge"-rubriek (te koop aangeboden/gezocht) en lokale business kan reclame maken. Denk aan taxibusjes, restaurants en winkeltjes.

 

Op donderdag gaan we met het lokale vervoer naar St.George: in The Lagoon waar we toen voor anker lagen is nu een heuse marina verrezen met luxe faciliteiten. Aan de westkant van de stad is een grote pier gebouwd waar cruiseschepen kunnen aanleggen. En uiteraard hoort er dan ook een shopping mall bij; de toeristen moeten hun US of EC dollars natuurlijk wel kunnen uitgeven.

 

Voor vrijdag hebben we een auto gehuurd, tot groot plezier van de kinderen is het wederom een jeep! We rijden, samen met de Seaquest, naar het Grand Etang Rainforest en we hopen dat we, net als 9 jaar geleden, naar de Seven Sisters Waterfalls kunnen wandelen. Helaas heeft het teveel geregend en zijn de paden te glibberig. Als alternatief wandelen we met een gids naar het Grand Etang Lake; hij weet alles van de bomen, planten en dieren in het regenwoud. Orkaan Ivan heeft in 2004 65% van het regenwoud verwoest, maar daar is niets meer van te zien: de natuur heeft zich in no time hersteld via nieuwe, jonge bomen, struiken en planten. Vervolgens rijden we door naar Belmonte Estate, een cacao-plantage van 300 jaar oud. Hoewel het 5 minuten voor sluitingstijd is, neemt een gids ons enthousiast onder haar hoede en vertelt en toont ons alles over de het proces van cacaovrucht naar chocoladereep. Deze plantage was eerst van een Franse familie, daarna van een Schotse familie. Ruim na de afschaffing van de slavernij heeft een Grenadiaanse familie de plantage gekocht en die familie beheert het nog steeds.

 

Grenada wordt ook wel Spice Island genoemd: specerijen als bijv. nootmuskaat, gember, kaneel, kruidnagelen komt hier vandaan. Sterker nog: Grenada is 's werelds 3e producent als het gaat om nootmuskaat.

 

Ook al zit je relatief veel in de auto op zo'n dag, we zijn toch weer zoveel indrukken rijker. Zo gaan de alle kinderen op Grenada in schooluniform naar school. Per school is het uniform anders van kleur of patroon en dragen de meisjes wel of niet een maillot onder de rok. Vanaf de middelbare school dragen jongens en meisjes een stropdas. Zo'n schooluniform is misschien helemaal nog niet zo slecht: het uniform doet onderlinge verschillen in welstand te niet. Verder heeft elk dorpje een of meerdere zeer actieve kerkgemeenschappen: 7e dag adventisten, jehova's getuigen, baptisten, Christ for youth en nog veel meer. Op vrijdagavond wordt het begin van het weekend gevierd; in de namiddag verzamelen familie/vrienden zich langs de weg, wordt de bbq opgepookt en gaat de muziek een standje harder.

We eindigen de trip bij de Spice Mall, een grote supermarkt waar je goed boodschappen kunt doen.

 

En dan zit onze tijd op Grenada er weer op.

 

 

 

 

donderdag 6 januari 2011

nog steeds Prickly Bay

We zijn nog even in Prickly Bay en hebben het goed.

 

In een notendop: de Seaquest heeft zich weer bij ons gevoegd, de 1e Carieb-beach-BBQ was geslaagd, de rumpunch tijdens happy hour smaakt nog goed en helaas vallen we met de lokale BINGO-avond niet in de prijzen. En The Lagoon in St. George is totaal veranderd: geen ankerplaats meer waar je ’s nachts alert moet zijn op zwemmende kruimeldieven, maar een heuse marina met luxe faciliteiten is verrezen.

Kortom, sommige zaken veranderen nooit en tegelijkertijd staan tijd en vooruitgang niet stil op Spice Island Grenada.

 

Een uitgebreid verhaal volgt snel. Eerst nog wat foto’s van onze tijd in Store Bay-Tobago; zie hiervoor het rechterkader!

 

zaterdag 1 januari 2011

Sweet memories .... in Prickly Bay, Grenada

Wij zijn inmiddels op Grenada, voor anker in Prickly Bay, aan de zuidkant van het eiland. We zijn hier de 31ste rond half 4 gearriveerd na een razendsnelle oversteek van 77 mijl vanuit Tobago. De wind heeft ons met gemiddeld 20 knopen halve wind in het dubbel gereefd grootzeil en een halve fok deze kant op geblazen. De golven zijn aanvankelijk hoog en kort, maar naarmate we vorderen, krijgt de zee een aangenamer cadans.

Onze oudejaarsavond is heel relaxed. We eten eerst lekker eten aan boord en doen met z’n viertjes spelletjes. Om 19.15 uur lokale tijd (00.15 uur Nederlandse tijd) bellen we de wederzijdse ouders om hen een gelukkig nieuwjaar te wensen. In gedachten dan, want bij beiden krijgen we geen gehoor.
Bij de bar op de kant speelt een steelband relaxte muziek en we genieten volop.
Rond half 10 gaan we een borreltje gaan drinken bij een ander Nederlands stel, Frits en Marleen van de Salon. De kinderen mogen uiteraard opblijven, en Sil valt rond 22.00 uur heerlijk in slaap op hun kajuitbank. Tico wil aanvankelijk wakker blijven (met zijn ogen dicht, haha). Om 24.00 uur maken we ze wakker en kijken we naar het vuurwerk. Net als in Nederland, steekt de lokale Chinees het meeste (en mooiste) vuurwerk af. Wij schieten nog een over-datum-vuurpijl de lucht in en laten een wensballon op. Dat laatste is nog even spannend, want hij dreigt voortijdig –brandend- te landen op een andere boot …..althans, zo lijkt het …. aarrrrghhhh …..  Het loopt gelukkig/uiteraard allemaal goed af.

Aan Prickly Bay koesteren we warme herinneringen … 9 jaar geleden met de CANDIDE, Exuberance (Candace), de Anja K (Ernst&Marlies), en de Turkse Gulet van Debbie en Karl. We hebben hier toen zo’n geweldige, zorgeloze tijd gehad…. hmmmm....sweet memories ….

In de tussentijd is er veel veranderd. Dat er in 2004 behoorlijk wat aan bebouwing is weggeblazen door orkaan Ivan is niet meer te zien. Althans, niet in deze baai en bezien vanaf de boot. We zien op de kant juist prachtige villa’s, een afschuwelijk lelijk appartementencomplex en de enorm uitgebreide Spice Island Marina met ook nog eens vele boten op de kant. Kortom, de Amerikaan en de Europeaan heeft Grenada ontdekt en bouwt er zijn buitenhuis of heeft er zijn jacht. Als de Grenadiaan er ook maar beter van wordt, nietwaar?!
                    
To be continued!!