zaterdag 30 april 2011
Atwood harbour
Je gaat niet naar de Bahama's voor haar rijke cultuur en historie. Het meest genoemd in deze geschiedenis is overigens de landing van Columbus ergens eind 1400; diverse wetenschappers hebben op basis van oude logboeken en kaarten jarenlang gediscussieerd of hij als eerste in Samana Bay aan land ging of dat het toch bij het eilandje San Salvador was. De weegschaal lijkt nu uit te slaan ten gunste van San Salvador.
Wij zijn hier voor de kristalwitte stranden en het azuurblauwe water. En dat laatste vinden we hier volop. De kleuren zijn strelend voor het oog: een blauwe hemel met af en toe een witte wolk. Zwembadblauw water met wit strand en onze bruin gekleurde kindjes die lekker met hun bodyboard en surfplank aan het spelen zijn.
Onder water is er vooral zand en af en toe een "grasveldje". Coos snorkelt een conch naar boven waarvan hij het vlees 's avonds in een curry doet. En hij vindt een sand dollar, een hele aparte fossielachtige schelp. We gaan met de dinghy een soort van mangrove-kreek op. In het midden van deze door strandjes en mangrove-bomen omgeven kreek, treffen we een stilleven van een zandplaat aan met daarop een paar roze-rood gekleurde conch schelpen. Net als ik bedenk dat er nauwelijks vissen in het water lijken te zwemmen, zien we iets groots bewegen. Voorzichtig volgen we het met onze dinghy, waarbij Tico en met onze snorkelhoofden half in het water hangen. Het is een haai! En even later zien we ook nog een grote rog. Wauw, het is geweldig om deze dieren die je normaal alleen in een aquarium ziet, in het wild te bewonderen.
Op de terugweg naar de boot slepen we Coos op de surfplank achter de dinghy. Hilarische taferelen als hij hierop probeert te "waterskieën", hetgeen bijna maar toch net niet lukt.
Morgen (zaterdag) gaan we vroeg ankerop om 75 mijl in noordwestelijke richting te zeilen. Bestemming: Rum Cay
donderdag 28 april 2011
Providenciales, Mayaguana, Atwood harbour
Het kost een paar centen, maar omdat het zo gezellig is, blijven we nog een dagje extra in de marina. Ik haal mijn hart op aan de Amerikaanse supermarkt. Fascinerend wat een TellSell-achtige gadgets ogenschijnlijk willekeurig in de gangpaden hangen: anti-druip deksels voor als je een blikje wilt laten uitlekken, allerlei soorten, maten afsluiters om de kingsize zakken chips tussentijds af te sluiten, speciale schuifdingen om je onderlaken vast te klemmen aan je matras, je kan het zo gek niet bedenken. Jammer dat de prijzen van ongeveer alles hier sky high zijn ? gelukkig staat de USdollar gunstig t.o.v. de euro. 's Avonds gaan we bbq-en onder de gazeebo en wederom is het reuze gezellig.
De volgende dag, woensdag, vertrekken we dan echt voor een tocht van 70 mijl naar Mayaguana, het eerste eiland van de Bahama's dat we aan doen. Het waait behoorlijk door vanuit het oost-zuidoosten en we speren voor het lapje over het water. Abraham's bay, de aanvankelijk voor de hand liggende "all weather" ankerbaai van dit eilandje met slechts een handjevol inwoners, ligt weliswaar achter een fors rif, maar bij deze wind wel recht op de wind. Extra studie in de pilot vertelt ons dat we mogelijk beter liggen aan de westkust bij North West Point of Betsy's Bay. Als we bij Devil's Point met 9 knopen snelheid rechts af richting de lijzijde van het eiland scheuren beginnen beide vislijnen te ratelen! Tico verliest 2 tonijnen voordat ie ze ook maar binnen heeft kunnen draaien. Coos' vis moet een tijdje aan de lijn (die helemaal op z'n eind is) blijven hangen, omdat we druk zijn met het wegdraaien van de fok. Terwijl we nog steeds zo'n 7-8 knopen zeilen, draait Coos de al moe gezwommen tonijn aan bakboord eenvoudig binnen zijn tonijn binnen. Tico heeft inmiddels een 3e tonijn aan de haak, maar deze heeft een sterke eigen wil en springt 2 meter voor de boot tot Tico's grote frustratie alsnog van de haak.
We gaan bij North West Point, voor een van god en alles verlaten oninteressante kust, voor anker. Een halve mijl naast ons ligt een enkele andere boot. We smullen van de tonijn en vallen daarna met een doorgewaaid hoofd direct in slaap.
Op donderdag gaat het biologische wekkertje om 06.00 uur. We willen op tijd vertrekken. Het waait met een stevige bries uit het oost-zuidoosten en wederom voor het lapje scheuren we naar onze volgende bestemming: Atwood Harbour op het eiland Acklins, 50 mijl westwaarts. De naam Atwood Harbour doet vermoeden dat dat een pittoresk Bahamiaans dorpje met haventje is. Niets van dat alles. Het is een hoefijzervormige, zeer beschutte, ankerbaai. Maar wel eentje met een smalle ingang tussen verschillende riffen. Volgens de pilot koersen wij af op een ankerbaai waar de afgelopen jaren minstens een dozijn boten in probleem zijn gekomen? Niet echt geruststellend voor mijn zorgelijke geest, maar volgens Coos is er echt niets om me druk om te maken. Hij doet de navigatie via de iPhone (Navionics is echt een geweldige app!) en ik sta achter het roer. En inderdaad gaat het binnenvaren in deze ankerbaai van een leien dakje en komen we terecht in een werkelijk prachtige beschutte baai met geweldige ankergrond. Net na het middaguur leggen we het anker "met het handje" op het strand en liggen we vervolgens op slechts 5 meter voor het strand in 1.20 meter diep water. In no time liggen (staan) de kinderen in het helderste water en waden ze ook naar het strand. Coos en ik benutten de ondiepte om al staand het onderwaterschip te ontdoen van aangroei en de rompen eens goed te poetsen.
Morgen (vrijdag) blijven we hier nog een dagje liggen!
PS: zodra we weer internet hebben, zullen we nieuwe foto's uploaden.
PS2: Wil je weten waar deze plekken precies op de kaart liggen, klik dan door in 'Waar zijn we nu'
maandag 25 april 2011
180 mijl naar Big Sand Cay, Turks & Caicos!
Op vrijdagochtend gaan we om 06.00 uur ankerop en motoren we Baia de Samana uit, toch nog zo’n
In de middag zien we het eilandje liggen, omringd door turquoize water en om 15.00 uur laten we ons anker vallen in het prachtigste blauwe water en voor een schitterend wit zandstrand. We zijn de enige boot en hebben het eiland voor onszelf.
We gaan met de dinghy naar het strand en vergapen ons aan de fijne zand, de kleine schelpjes, de zandkleurige hagedissen, de oneindige uitzichten en de contrasterende kleuren tussen water, strand, lucht. Tico en Sil leven zich helemaal uit met bodyboards in de branding, met een gevonden bal (boei) en een grote zandkuil.
De volgende dag staat een “gewone” dag gepland en dat betekent zoveel als SCHOOL. We zijn serieus aan het werk als ik ineens ontdek dat we de dag ervoor de bodyboards op het strand hebben laten liggen… Hebben wij geluk dat deze bij hoog water niet weggespoeld zijn. Als de mannen de bodyboards gaan ophalen, ontdek ik een grote rog onder de boot. Tico en Sil bewonderen het enorme beest vanuit de dinghy, over de rand hangend met hun hoofden in het water. Coos en ik zijn vele malen dapperder en zwemmen naar het beest toe. Tico en Sil vervolgen school, Coos doet wat reparaties aan de huik en ik maak een overheerlijke, frisse rijstsalade voor lunch.
In de middag gaan we weer naar het strand en vermaken de kinderen zich uren met bodyboarden in de branding. Coos en ik wandelen een rondje over het eiland dat we helemaal voor onszelf hebben Dat gegeven, dat er hier verder helemaal niemand anders is, maakt deze plek al heel bijzonder voor ons. We verwonderen ons over de hoeveelheid vuilnis die ook hier aanspoelt: slippers, plastic flessen, doppen, glazen flessen, boeien, plastic oliedrums, veiligheidshelmen, kratjes, kokosnoten, visnet, touw, etcetera. Kortom, vooral “menselijke” rotzooi van vissersboten, zeilboten, vrachtschepen en boorplatforms. We klimmen naar de vuurtoren, of beter, wat ooit een vuurtoren was. De oorspronkelijke grote vuurtoren is “door haar hoeven gezakt”: het ijzeren frame is volledig verroest en aan het verdwijnen. De nieuwe vuurtoren, een paal met een licht, welke door zonnepanelen via accu’s zou moeten werken, is eveneens een stille dood gestorven. Op enig moment is men gewoon opgehouden de accu’s te vervangen; de oude accu’s staan nog als stille getuigen onderaan de paal.
Aan het einde van de dag, als we net uit het water klimmen bij de boot, ontdekken we een ander groot zeebeest vlak naast de boot. “Huh, is dat een haai?” Nee, het blijkt een echt hele, grote barracuda. Brrr, blij dat we niet meer in het water liggen.
Wat een relaxte dag in een paradijselijke baai bij een paradijselijk eiland!! Dit is ons vooruitzicht voor de komende weken als we een beetje gaan “browsen” door de Bahama’s!!
PS: zie het rechterkader voor de foto’s van dit aards paradijs!
Baia de Samana/ St. Barbara (Dom.Republiek)
Na een rustige nacht voor anker in Baia Escondida (verborgen baai) worden we de volgende ochtend wakker door enorme regenbuien. Het blijft de hele ochtend regenen en de boot is direct lekker ontdaan van al het zeezout van de Mona Passage. Aan het begin van de middag verhuizen we naar Baia de Samana, bij het stadje St. Barbara. We kiezen onze ankerplek uit op basis van wifi-ontvangst. Na een kwartier krijgen we al bezoek van de officials: de Marina de Guerra met assistent en tolk. Het gebruikelijke ritueel van paspoorten, bootpapieren, crewlist volgt. De tolk informeert ons vervolgens dat we ons nog bij de Port Authority dienen te melden om de “port fee” te betalen. Dit gaat vergezeld van wat dreigende taal dat er geen despacho wordt afgegeven door de Commandancia als de port fee niet is betaald. In de pilot van Frank Virgintino hebben we gelezen dat dit een ten onrechte geheven fee is die je niet hoeft te betalen (maar die meestal wel betaald wordt vanwege die dreiging op het niet verkrijgen van een despacho). Als we naar de kant gaan, worden we inderdaad bij het hokje van de Port Authority aangehouden. Een net iets eerder aangekomen Amerikaans jacht heeft zojuist de fee betaald. Wij stellen wat kritische vragen als ons maar liefst 40 USdollar in rekening wordt gebracht voor het achter je eigen anker liggen in een wat vervuilde baai zonder enige faciliteiten. Natuurlijk kunnen ze hun kromme verhaal niet recht praten en ze verwijzen ons de volgende ochtend voor 12.00 uur naar het kantoor van de Port Authority te gaan om het met de baas te bespreken.
De volgende ochtend gaan we op tijd naar de Port Authority. We komen in een gebouw waar een bewaker met een enorm geweer (!) ons naar boven verwijst. Op de 1e verdieping treffen niemand aan die “baas van Port Authority” zou kunnen zijn; sterker nog, we zien helemaal niemand. De hele etage, het hele gebouw, oogt buitengewoon armoedig: in het trappenhuis ontbreekt een plafond, in de kozijnen ontbreekt de helft van de shutters, deuren hangen scheef in de deurlijsten. En de bewaker weet het ook allemaal niet. Wij zijn niet van plan te gaan wachten op iemand die misschien helemaal niet gaat komen en dus gaan we op weg naar de Commandancia om onze despacho op te halen.
Bij het kantoor van Marina de Guerra worden we welkom geheten door bewakers: eentje in een smetteloos witte outfit met pistool in holster. En een casual geklede man met revolver op zijn rug achter zijn broekriem gestoken. My god, iedereen is hier gewoon zwaar bewapend en ik weet niet of ik me daardoor veiliger voel of juist niet. De Commandancia is er (nog) niet, maar we mogen even wachten. Na een kwartiertje komt er een grote, dikke, niet eens zo’n oude, zwarte man in casual kleding en met nette schoenen aan. Iedereen springt in de houding en knipt en buigt voor deze meneer: dit is vast de Commandancia.
In zijn kantoor annex slaapkamer doen we weer het rondje paspoorten, bootpapieren en crewlist. We sturen Sil op charme-offensief door het gebouw; met zijn blonde haar, blauwe ogen en innemende glimlach heeft hij in no time alle zwaar bewapende mannen en de secretaresse in zijn pocket. Op geen enkel moment wordt gevraagd of gecontroleerd of we de port fee wel betaald hebben. Na ongeveer 20 minuten en tegen betaling van 10 USdollar zijn we een despacho rijker.
Het stadje St. Barbara is fascinerend en overweldigend. Over de weg scheuren brommertaxi’s en brommer-riksja’s tussen grote glimmende SUV’s en MPV’s door. Het is een herrie van jewelste. Voor een stoplicht wordt het helemaal een mierennest van al deze vervoermiddelen en dat alles gehuld in de nevelen van uitlaatgassen. We zien langs de boulevard lokale drinkgelegenheden waar door de mannen volop domino gespeeld wordt. Op de stoep liggen veel schurfterige, broodmagere straathonden met manke poten en etterende wonden; zelfs al niet-hondenliefhebber een schrijnend gezicht. We lopen een stuk de stad in op weg naar de groente- en fruitmarkt. Daar is het helemaal een kakafonie van geluid, geur en kleur. Overal winkeltjes waar uiteenlopende spullen uitgestald staan, er zijn pick-up’s waar vanuit de laadbak sinaasappelen, ananassen en meloenen verkocht worden, er zijn stalletjes waar vers geslachte kip in de volle zon ligt uitgestald. Binnen in de markt liggen bergen groente en fruit en een keuze die we lang niet gezien hebben: brocolli, bloemkool, sperziebonen, aubergine, paprika, kool, sla, wortel, (zoete) aardappels, uien, bleekselderij, kokosnoten, prei, koriander, peterselie, bosui, etcetera. Voor weinig pesos kopen we heel veel groente en fruit. We vullen onze boodschappentrolley en –tassen. In de supermarkt laten we het vlees voor wat het is, het ziet er niet zo aantrekkelijk uit. Terug naar de boot durven we een brommer-riksja te nemen, alhoewel ik er wel met samengeknepen billen in zit.
Halverwege de middag gaan we ankerop en verlaten we Baia de Samana om het anker een paar mijl verderop voor een eiland met een luxe resort weer te laten vallen. Daar beleven we onze laatste DR-avontuur: motorboten die op volle snelheid af- en aanscheuren en luide muziek. De mensen van de Dominicaanse Republiek leven het leven hard!!
De volgende ochtend (vrijdag 22/4) gaan we om 06.00 uur ankerop, op weg naar een volgende bestemming: Big Sand Cay, een onbewoond eilandje behorende bij de Turks & Caicos, de voorloper van de Bahama’s!
woensdag 20 april 2011
Nieuwe foto's!
In het rechterkader staat het webalbum met foto’s van onze eerste week in de Dominicaanse Republiek.
De foto’s lopen uiteen van sjieke marina’s in Boca Chica en Casa de Campo tot aan de lokale markt en het lokale vervoer in Santa Barbara (Baia de Samana): twee totaal verschillende werelden in hetzelfde (ei)land.
dinsdag 19 april 2011
De Mona Passage
Enfin, wij moeten van beneden naar boven varen, tegen de wind, de golven en de stroom in. En we bevinden ons aan lager wal. En voor de niet-zeilers onder de lezers: denk maar aan het spreekwoord "aan lager wal geraakt" dat betekent niet veel goeds.
Volgens "kenners" is het handig om deze passage te doen als de tradewind zich koest houdt en om 'm 's nachts te varen als de afkoeling boven land er voor zorgt dat de wind in de passage minder hard is. En aldus geschied: om 18.30 uur gaan we ankerop bij Isla Saona en varen we de eerste 3 uur heerlijk beschut achter dit eiland. Daarna slaan we linksaf de passage in en hebben we minstens 45 mijl tegenwind, golven tegen en stroom tegen. Het grootzeil is dubbelgereefd, de fok is weggedraaid en onze 2 x 28pk motoren draaien op 2300 toeren. We varen zodanig dat we druk in het zeil hebben en proberen tegelijkertijd een zo kort mogelijke route af te leggen. Ondanks dat de tegenwind meevalt (10-15knopen), zijn de golven het gehele stuk hoog, kort, snel, steil en oncomfortabel. Tegen 05.00 uur komen we bij het meest kritieke stuk aan, ter hoogte van Cabo Engano, achter the hour glass shoal. De zee danst en springt hier dat het een lieve lust is. Na nog eens 5 mijl kunnen we minstens 40 graden afvallen (linksaf in noordwestelijke richting) en kunnen we zeilen. Langs deze noordoostkust is de bodem afwisselend diep (>200 meter) en ondiep (<40 meter); uitstekend viswater voor de lokale visser, zo blijkt. We slingeren ons op enig moment op deze grote oceaan met toch een behoorlijke ruige zee een weg tussen vissersbootjes ter grootte van een roeiboot?.
Met nog 60 mijl te gaan, zetten we koers naar Baia de Samana, een grote baai aan de noordoost kant van de Dominicaanse Republiek. We zijn omringd door met palmbomen begroeide heuvels en af en toe een zandstrandje. Rond half 6 laten we ons anker vallen in een kleine baai naast het plaatsje Santa Barbara; we zijn de enige zeilboot.
Casa de Campo
In de marina liggen voornamelijk grote motorjachten en sportvisboten en bij elke boot zijn minstens 2 man aan het poetsen en schoonmaken. Bij elke boot draait de generator en zitten er dikke kabels walstroom ingeplugd. Wij zijn met 45ft maar een bescheiden bootje. De aankomst in de marina is ook een bijzondere ervaring: eentje van " ik stond er bij en keek er naar". Bij het binnenvaren in de marina krijgen we 2 dock tenders aan boord die de mooringlijnen beleggen. Op de kant staan nog 2 dock tenders om de achterlijnen aan te nemen. En deze 4 mensen worden nog weer geassisteerd door 2 marina dinghy's en een dock supervisor. Coos hoeft eigenlijk alleen maar netjes achteruit in te parkeren; ik hoef alleen maar te kijken. Alles wordt voor ons gedaan, inclusief het faciliteren van een loopplank.
Als marina-gast mag je van alle faciliteiten van het resort gebruik maken (het merendeel uiteraard tegen extra betaling); wij beperken ons tot een middagje bij het hotel onder de gazeebo langs het zwembad met gratis wifi. Zoals eerder gezegd, is het park enorm groot. Naar het hotel nemen we aldus een taxi; voor de terugweg en wat sightseeing door het park huren we een golf car. We hebben plezier voor tien als we door al die prachtige lanen rijden: het ene huis is nog mooier dan het ander, de ene tuin is nog bloemrijker dan het andere en op de ene driveway staan nog meer auto's dan op de andere. Door het gehele park slingert zich een schitterende golfbaan. Het schietcentrum ligt -gelukkig- wat aan de rand van het park, zo ook de polovelden en de ranch. Bij elke villa staat wel iemand van security en overal zien we tuinmannen en nanny's rondscharrelen. Sowieso is het park geheel afgesloten van de buitenwereld: aankomst en vertrek moet -met geldig legitimatiebewijs- aangekondigd worden.
We rijden met de golfcar naar Altos de Chavon, een nagebouwd middeleeuws Zuid-Europees dorp. Griekse zuilen verrijzen alsook een heus, groots amfitheater waar regelmatig internationale sterren optreden (DuranDuran doet het er op 30 april a.s.!). Ook dit ziet er weer picobello uit, maar ook dit heeft weinig met de werkelijkheid te maken.
De volgende ochtend rekenen we af bij de marina (havengeld incl. water 45USdollar; valt mee toch?) en halen we onze despacho bij de Marina de Guerra. We verlaten deze luxe en comfort en zeilen naar het 15 mijl zuidoostelijk gelegen Isla Saona. Als we daar aankomen rond de klok van half 4, worden alle dagtoeristen opgehaald met allerhande vaartuigen, variërend van zeilcatamaran tot supersnelle motorboot. Om 4 uur hebben we het prachtige strand voor onszelf. Dat vinden wij nu weer grote luxe.
zondag 17 april 2011
Boca Chica - Isla Catalina - Casa de Campo
donderdag 14 april 2011
Noordwaarts in de Caribische Zee
Laatste dag op Bonaire!
Aangekomen in Dom. Republiek/Boca Chica, marina ZARPAR!!!
Gisteravond (13/4), net voordat het donker wordt, zijn we aangekomen in de Dominicaanse Republiek, Boca Chica, marina ZARPAR!!
In een notendop:
maandag 11 april 2011
We gaan vertrekken!
Maandagochtend, 07.30 uur locale tijd. We gaan vertrekken richting Boca Chica, marina Zarpar, aan de zuidkust van de Dominicaanse Republiek. Een tocht van zo’n