Maandag, in het speelkwartier van school, verplaatsen we de boot naar een ogenschijnlijk iets rustigere plek in de ankerbaai. Met de name de dwarse golven maken de ankerbaai van Bourg des Saintes wat oncomfortabel. We laten het anker plonzen vlak achter 2 gele waarschuwingsboeien en de mannen gaan snorkelend controleren of het anker goed ingegraven ligt. Dat is het geval (gelukkig). En ze ontdekken nog meer. Ze schrikken er in eerste instantie zelfs van. Die gele waarschuwingsboeien staan er, omdat er een wrak op de bodem ligt. Hartstikke spannend natuurlijk en zowel Tico als Sil duiken er met ingehouden adem naar toe! Ik vind het te stoer dat Tico wel 4 meter diep duikt en ook Sil doet maar nauwelijks voor zijn grote broer onder met een diepte van 3 meter . Persoonlijk vind ik het al een hele prestatie dat ik met snorkel en –pijp onder water durf, maar mijn lijf meer dan een halve meter onder water is het absolute maximum. Overigens heb ik de kinderen wel versteld doen staan toen ik opeens van de boot in het water ging “duiken”. OK, dat ziet er allemaal niet zo heel flitsend uit (lees: ik ga als een platvis het water in), maar voor iemand die normaal zijn zonnebril en lippenstift ophoudt en geen druppels in het gezicht wil, is het al een hele grote stap.
Het dorpje Bourg de Saintes is echt Frans: veel kleine galerietjes met aquarellen, veel “boutique”-jes waar kleding van witte katoen verkocht wordt (Le Cotton Blanc o.i.d.) en ook de tegenhanger hiervan, rokken/broeken/blouses/hoeden/placemats/servetten, etcetera, van typisch Frans-Caraibisch bontgekleurde ruitjesstof, is ruim vertegenwoordigd.
Er wonen ongeveer 3000 mensen op Terre d’ Haut/Bourg des Saintes en die mensen ogen allemaal heel Frans. Er rijden maar een paar auto’s op het eiland, want eigenlijk heeft iedereen een scooter (deze kun je volop huren!). We wandelen langs allerschattigste gekleurde huisjes naar de andere kant van het eiland en passeren een bloemrijke begraafplaats. Niet de treurnis van dikke, oude bomen, vallende bladeren en grijze, zware grindpaden, maar juist witte graftombes die opgepimpt zijn met felgekleurde plastic bloemen in vazen, bakken, flessen en potten. Als je dan toch begraven moet worden, dan is dit wel een “gezellige” plek, moet ik zeggen.
Dinsdagochtend, na onze verse baguette, gaan we anker op en verhuizen we naar de ankerbaai Pain de Sucre. We kruipen achter de rots, redelijk dicht bij het strandje en zorgen ervoor dat we met ons anker gevrijwaard blijven van de zoetwaterleiding die “ergens” over de bodem loopt (bij nadere inspectie blijkt die buis precies onder de boot te liggen – en dus ver genoeg bij het anker vandaan). Qua snorkelen is hier niet veel te beleven, maar het strandje is wel weer leuk. Met de kayak peddelen de jongens er heen en de hele middag vermaken ze zich met zwemmen, kayakken en zandkastelen bouwen. Aan het einde van de dag maken we nog een wandelingetje naar een leuk uitzichtspunt. Terug denken we een shortcut te nemen naar het strandje. Helaas stuiten we halverwege het pad op een pinnig Frans mevrouwtje met bijbehorend hondje. We hoeven geen Frans te verstaan om te begrijpen wat ze vervolgens tegen ons zegt. In rap Frans maakt ze ons duidelijk dat we daar niet horen te lopen en of we, wel direct, willen ophoepelen. Tja …even een kort door de bocht constatering: hoe meer welvaart, hoe meer individualisme en hoe minder tolerant, gastvrij en behulpzaam?! Op de armste eilanden hebben wij de mensen daarentegen als vriendelijk, gastvrij en behulpzaam ervaren. Van een afstand kun je zien dat daar met groot gevoel voor de gemeenschap geleefd wordt: men doet veel voor de gemeenschap en de gemeenschap doet veel voor hen.
En dan een stukje zelfreflectie: zijn wij in Nederland zo gastvrij? De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen dat we waarschijnlijk niet veel vriendelijker zijn dan dat pinnige Franse mevrouwtje…..
Op woensdagochtend helaas geen verse baguette (Pain de Sucre is te ver bij het dorpje vandaan). Halverwege de ochtend verplaatsen we naar de ankerbaai van Iles de Cabrit, oftewel geiteneiland; het barst hier van de geiten. Daar liggen we, heerlijk beschut, achter ons anker en met een achterlijn naar de kant..
’s Middags gaan we even naar de kant en belanden we, na 25 meter lopen al, bij een Franse pottenbakker die van op het eiland gewonnen klei “hangplantenpotten” maakt in de vorm van maskers. En die kun je kopen voor 5 euro. En als je dat niet doet, even goede vrienden. De kinderen mogen dan zelf plaatsnemen achter de “draaitafel” en hun eigen asbak en vaas maken. En deze vervolgens ook nog eens bewerken met vorkjes, prikkertjes, mesjes (voor wat relief). En om het geheel af te maken schilderen ze hun kunstwerken met door de pottenbakker zelfgemaakte, “organic” verf. Kortom, zomaar spontaan een complete pottenbakworkshop (zonder het bakken dan). Ter afsluiting van deze creatieve sessie gaan de mannen, inclusief pottenbakker, nog even klei-darten op de muur van het "atelier". En dat is eigenlijk nog veel leuker (vinden de jongens). Welnu, al met al is dit allemaal wel weer heel gastvrij en vriendelijk. Gelukkig! De wereld is nog niet verloren. J
2 opmerkingen:
Hoi,
wat komen jullie toch op een mooie en bijzondere plekken! Andere landen en de daarbij behorende mensen ontdekken is het doel van wereldreizigers toch?! Jullie maken in elk geval veel avonturen mee! Blijft leuk om te lezen:)
Groetjes Rianne
Dag seamotionscrew,
Ook wij volgen jullie belevenissen. Onze jongvolwassenen zijn weer aan het werk en zo hoort het ook niet waar? jullie zijn ons een paar eilanden voor.Liggen nu voor een strand bij Soufriere St Lucia en pikken volgende week vrienden op in Martinique, we komen elkaar vast wel weer tegen. Groet, frits en Marleen a/b de Salon.
Een reactie posten