In het landleven is het volstrekt vanzelfsprekend om een nacht aaneengesloten door te slapen en jezelf niets af te vragen. Incidenteel nachtelijk gepieker daargelaten vallen wij elke avond in een comatueuze slaap om halverwege de nacht even wakker te worden om de blaas te legen. Het huis beweegt niet, raakt niet van zijn anker en heeft ook geen last van een plotselinge omslag in het weer. Op reis was dat anders. Elke nacht was ik mij bewust van onze kwetsbaarheid in ons drijvende huis dat soms “veilig” in de haven lag, maar veel vaker in een in meer of mindere mate beschutte ankerbaai met een goede of juist slechte ankerbodem. Of we zeilden door in de nacht. Het begrip “veiligheid” krijgt dan een andere lading.
Het weer, de weersverwachting, was op onze reis een belangrijk (het belangrijkste?!) criterium voor een “veilig gevoel”. Naarmate de reis vorderde, raakten we ingetuned in de voorspellende gave van de natuurlijke elementen. De wolken vertelden ons of we stabiel weer hielden, of er wellicht zware regenbuien met mogelijk snoeiharde en/of draaiende winden aankwamen, of er een front of depressie over ons heen zou komen. De witte koppen op de –zich opbouwende- golven of juist het ontbreken daarvan ondersteunden de informatie hoog aan de hemel. Ons intelligente weerstation en dan met name de barometer bevestigde vervolgens vaak onze waarnemingen. Zo heb ik een jaar lang dagelijks de barometerstand bijgehouden, heb ik kleine en grote veranderingen in luchtdruk genoteerd en hebben we de effecten van deze wijzigingen bewust beleefd. Heel simpel kun je stellen dat weinig verandering in barometerstand ook betekent weinig verandering in het weer (en de wind). Deze barometerstanden verifieerden we met de weerkaarten die we via internet of –bij gebrek aan een internetverbinding- via onze kortegolf zender ophaalden. Vooral Coos ontpopte zich als een ware Piet Paulusman en kon in de brei van lijnen, kleuren, pijltjes en afkortingen “lezen” in welke richting de hoge en lage drukgebieden zich zouden gaan verplaatsen, of de isobaren dichtbij elkaar (harde wind) of ver bij elkaar vandaan (geen wind) lagen en uit welke richting de wind dan voor ons zou komen. En, of, wanneer en wat voor weersverandering op korte en langere termijn op stapel stond? Met name voor en tijdens de lange oversteken waren de wolken, de zee, de barometer en de weerkaarten onontbeerlijke hulpmiddelen om lekker en vooral veilig te zeilen.
Naast het weer waren we natuurlijk alert op andere zee-weggebruikers. De grote vaart is goed zichtbaar in de nacht, de recreatieve vaart over het algemeen ook. Maar alles op en in zee dat in het donker geen licht voert is ’s nachts niet of nauwelijks te ontwaren. Zoals dat onverlichte sportvisbootje 5-10 mijl uit de kust van Portugal dat hoogstwaarschijnlijk met illegale activiteiten bezig was toen wij er bijna overheen voeren. Of die slapende walvis die net voor het ochtendgloren wreed gewekt werd door onze stuurboordromp (en ook ik was in een nano-seconde klaarwakker van deze enorme dreun). Of de vele visvlaggen en kreeftenpotten waar je ’s nachts op goed geluk “over heen” vaart in de hoop dat er geen net of touw in je schroef blijft hangen. Allemaal elementen die van invloed zijn op je gevoel van veiligheid. Geen dag, geen tocht, geen moment hebben we onze veiligheid als vanzelfsprekend aangenomen. Elke dag, elke tocht, elk moment zijn we bewust en alert geweest. Onze basale zintuigen, oren – ogen- neus, stonden elke dag “aan”.
Het is een dunne lijn tussen het gevoel van veiligheid en onveiligheid. Met nadruk op “gevoel”, want meestal bén je veilig, ís het veilig en is een “gevoel van onveiligheid” vooral een psychische kwestie. En dat laatste zegt vooral iets over jezelf, over je eigen onzekerheden en twijfels. Dan kan “angst” het overnemen van de ratio en als dat gebeurt dan geef je (figuurlijk) het roer uit handen. Ik heb dat meerdere keren ervaren: er was geen onveilige situatie, maar ik voelde mij wel onveilig. Op het moment zelf is dat lastig, vervelend en vermoeiend. Tegelijkertijd is het mooie ervaring omdat je alleen met behulp van je eigen mentale kracht uit zo’n gevoelstoestand kunt komen en daarmee ontdekt hoe sterk je eigenlijk wel bent, over hoeveel veerkracht je wel niet beschikt met als “toetje” het jezelf realiseren hoe mooi zo’n intens leven is.
Nu, thuis, is een barometerstand een ver-van-mijn-bed gebeuren. Ik ben me niet bewust van depressies, lage- en hogedrukgebieden. Ik houd me niet bezig met korte en lange termijnweersvoorspellingen. Het weer is het weer en heeft nauwelijks invloed op ons dagelijks doen. Ik maak mij geen zorgen om walvissen en visnetten.
Nu, thuis, zijn de zintuigen in een soort “slaaptoestand” geraakt en worden deze nauwelijks getriggerd. OK, nu de sneeuw is gesmolten, ruikt het op sommige plekken buiten, gek genoeg, naar natte hond?!
Nu, thuis, word ik niet of veel minder geconfronteerd met mijzelf. Of moet ik zeggen, zijn er allerlei externe prikkels om in te vluchten als het even “lastig” wordt in mijn kop?! Denk aan retailtherapy ingeval van een baaldag of mijn gedachten uitzetten door televisie te gaan kijken.
Is het ene leven (zeilend reizen) dan mooier, beter, wenselijker dan het andere (het gewone leven)? Ik kan en wil daar niet uit kiezen, want als ik voor het één kies, kies ik niet voor het ander. En beide vormen van “leven” hebben hun waardevolle aspecten. Als je altijd aan het reizen bent, wordt het reizende leven weer het gewone leven.
Als ik nu moet kiezen, kies ik voor “the best of both worlds”: een beetje zeilen en een beetje thuis.
Aan dit alles denk ik (’s nachts) als ik meerdere nachten achtereen meerdere keren per nacht uit mijn bed “moet” voor Sil. Hij is verkouden, zijn neus zit vol snot en hij blaft vooral ’s nachts als een zeehond met een dichtgeknepen keel. Arm kind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten