Globale reisplanning

Wij, de familie Keijser, hebben van 2010 tot 2011 met onze catamaran SeaMotions, voor een jaar een ' rondje Atlantic' gevaren. We koesteren onze herinneringen in ons dit digitale "book of memories". Daarna ben ik doorgegaan met het zo nu en dan vastleggen van het wel en wee van ons leven op land.







zaterdag 5 februari 2011

Verpletterend Dominica, natuurschoon in de overtreffende trap!

De nacht voor anker in de baai van St. Pierre/Martinique is een onrustige. De wind wordt als een kanonskogel van de vulkaan afgeschoten, maakt in de baai nog een pirouette en dendert dan over het dek. Alle boten draaien voortdurend alle kanten op. Rond middernacht heeft Coos het idee dat het anker licht aan het krabben is, maar door het draaien van de boot is het moeilijk te zien. Dus maar weer verder gaan slapen. Rond 04.00 uur maakt onze achterbuurman ons wakker: we liggen bijna (= net niet) tegen zijn voorkant aan. Coos’  gevoel eerder die nacht is dus juist geweest…. Dus anker op en elders een nieuw plekje zoeken. Met een half uur is de klus geklaard en kunnen we weer verder slapen.

 

De volgende ochtend, om 09.00 uur, is het Office du Tourisme open en is Coos de eerste voor het uitklaren. Om 09.30 uur varen we de baai uit en varen we richting Dominica. Tegen de tijd dat we bij de Noordpunt van Martinique zijn, giert de wind weer door de verstaging en schieten we door en over de golven. En soms golft de golf over de boot. Na zo’n 5 mijl worden zee en wind wat kalmer en varen we met een steady snelheid van 8-9 knopen, aan de wind, naar ons doel. In Dominica heb je 2 ankerbaaien: in het zuiden bij stad Roseau en in het Noorden bij Portsmouth. Wij gaan naar Roseau, omdat we daarvan uit een toertje willen maken. Boatboy Jason komt ons tegemoet varen en helpt ons aan een mooring schuin tegenover het Anchorage Hotel. Je kunt hier ook ankeren, maar evenals in St. Pierre/Martinique zorgen wind en stroming ervoor dat de boten voortdurend alle kanten op draaien. Daarnaast is het vrij diep en ligt er –blijkt na het snorkelen- vrij veel rommel op de bodem te liggen variërend van autobanden, t-shirts tot aan golfplaten.

 

De mooring waar wij aan liggen, is van Seacat, een local die eigenlijk Octavius heet: van octopus, de poes van de zee. Seacat is ook degene die ons de volgende dag meeneemt op toer. We beginnen met een bezoek aan Customs in Roseau om in te klaren (en tegelijk uit te klaren als je niet langer dan 72 uur op het eiland blijft). De crewlist in 3-voud als ook de komst van een ferry helpen het bespoedigen van de procedure: Coos is binnen 15 minuten klaar. Roseau is een kleurrijk creools stadje met smalle straatjes en karakteristieke huisjes.

Met zijn taxibusje met bloementjesbekleding rijdt Seacat ons vervolgens naar het hoogste punt van het eiland dat met een auto te bereiken is, zo’n 2780 feet (= zo’n 900 meter) hoog. Van daaruit zou je uitzicht moeten hebben op het Freshwater Lake, maar helaas hangt er even een vochtige wolk voor. Om de bocht is het startpunt voor de hike naar Boeri Lake. Een spectaculair pad voert ons door Cloud Forest en die naam is zeer toepasselijk want de wolken blijven tussen de bergen hangen en we lopen door mistflarden. Het pad is overweldigend groen met af en toe een kleurrijk rood, geel of oranje: varens (groot en klein), bananenbomen, hibiscus met rood/oranje bloemen, hangmos en nog veel meer bomen en planten waar wij de namen niet van kennen. Het pad gaat omhoog en omlaag: de traptreden zijn gemaakt van de stam van de varenboom. Deze heeft van nature een anti-slip samenstelling, hetgeen ideaal is voor de wandelaar. Al wandelend horen we een prachtige ringtone, welke niet uit de mobiel van Seacat blijkt te komen, maar uit het keeltje van een vogeltje ter grootte en de kleur van een merel (behalve dat deze een witte stip met rode cirkel onder zijn snavel). De naam van het beestje is me ontschoten, de bijnaam niet: whistle of the forest. Alles om ons heen is nat, vochtig en dampig van de zojuist gevallen regen. We slurpen de superzuurstofrijke lucht op. Halverwege hebben we een paar stroompjes te overbruggen: het water is hier zo schoon dat we het gewoon drinken. Tico gebruikt hiervoor een Petit Canoe-blad, wat Seacat voor hem vouwt als was het een soeplepel.

Na zo’n 3 kwartier lopen, komen we uit bij Boeri Lake. Aanvankelijk is het meer nauwelijks te zien, omdat er een dikke wolk boven hangt. Maar als het even opklaart, krijgen we toch een mooie indruk van de verpletterende natuur om ons heen. Coos duikt dapper in het koude water, zo’n 17 graden, en ervaart een sauna-gevoel: eerst heel warm van het wandelen, dan afkoelen in het frisse water en dan weer genieten van de warmte. Terug zijn we net op tijd weer in de bus, voordat een volgende regenbui losbarst. Net als op St. Vincent zijn deze meren het tappunt voor een kilometerslange, dikke, houten pijp die leidt naar een electriciteitscentrale: water ter opwekking van energie.


Seacat slingert de bus behendig over de betonnen weg waar het beton af en toe ontbreekt. De volgende bezienswaardigheid is Titou Gorge, alwaar we de enige toeristen zijn. Met grote overtuiging stuurt Seacat ons het enkeldiepe bassin in vanwaar we zwemmend door een smalle kloof bij een waterval uit zullen komen. Het water is vrij fris, maar onder aanmoediging  van Seacat storten we ons in dit avontuur. Alle vier vinden we het enorm spannend om naar een onbekend, donker einddoel te zwemmen. Na wat bochten komen we op een stukje waar we weer kunnen staan en zien we de waterval even verderop. Tico en ik proberen tot aan de waterval te zwemmen en halen het op 3 meter na: de stroming is te sterk voor ons. Dan laten we ons stroomafwaarts meevoeren en bereiken we op halve kracht het bassin. Daar belonen we onszelf onder de warmwater-waterval; een soort van hydrojetstraal die nek en rug flink masseert. Als we weer droog en aangekleed zijn, worden 2 bussen met te dikke cruiseschiptoeristen losgelaten in de gorge.  


Inmiddels zijn we behoorlijk vol van alle overweldigende indrukken en vermoeid van alle inspanningen, maar de Travalgar Falls staan ook nog op het programma. Daar aangekomen lopen we via een eenvoudig begaanbaar wandelpad/trap tot aan het panorama-plateau. Het uitzicht vanaf hier zou zo passen in de film Avatar: zo mooi, groen, spectaculair, ongerept, woest! Natuur in de overtreffende trap. Trafalgar Falls betreffen 2 watervallen: links is warm water en rechts koud water. Dat kun je natuurlijk niet zien, maar als je nog even verder naar beneden klautert, wordt het je gewaar: achter de ene rots vind je grote en kleine natuurlijke bassins met heerlijk warm en soms bijna heet water. En dit wordt door grote en kleine rotsen gescheiden van de koud waterstroom. We kunnen uren poedelen in afwisselend warm en koud water en voor Tico en Sil is het een waar klimwalhalla. Enorme bakken met regen gooien na een uurtje roet in het eten en druipnat arriveren we bij Seacat’s bus.

Het is dan inmiddels 16.00 uur en we rijden we terug naar de boot. Onderweg plukt Seacat sterfruit, guave en grapefruits voor ons. Hij snijdt wat van de bast van een boom en dat blijkt verse kaneel. Hij plukt een paar roodkleurige bessen waarin een boon zit: de koffieboon. Hij trekt een pluk gras uit de kant van de weg wat geen gewoon gras is maar citroengras. En dat alles groeit hier gewoon in het wild!  

We hebben vandaag zoveel moois gezien en er is nog zoveel meer moois te zien op dit zuidelijk deel van het eiland (o.a. sulphur springs, valley of desolation, boiling lake, aerial tram), maar wij reizen morgen weer verder. We gaan dan 20 mijl noordwaarts richting Prince Rupert Bay (Portsmouth).

 

PS: de foto’s volgen zo snel als de internetverbinding dit toelaat!

 

Geen opmerkingen: