Globale reisplanning

Wij, de familie Keijser, hebben van 2010 tot 2011 met onze catamaran SeaMotions, voor een jaar een ' rondje Atlantic' gevaren. We koesteren onze herinneringen in ons dit digitale "book of memories". Daarna ben ik doorgegaan met het zo nu en dan vastleggen van het wel en wee van ons leven op land.







zondag 27 februari 2011

Op naar Los Rocques!

Voordat het zo ver is, krijgen we 's ochtends (vrijdag) bezoek van de coast guard. Met 3 man sterk komen ze aan boord om de bootpapieren en het paspoort van de kapitein te controleren. Ze spreken 3 woorden Engels en met onze 3 woorden Spaans hebben we een aangename, doch zeer beperkte conversatie. Met het "incheck"formulier dat we van hen krijgen (met handtekening én stempel), zouden we volgens hen zeker wel zo'n 5 dagen op Los Roques mogen blijven (waar andere verhalen gaan dat je zonder internationale inklaring op Venezuela maar 48 uur op Los Roques mag blijven). Welnu, we gaan het wel beleven, maar we houden er rekening mee dat we inderdaad maar 48 uur mogen blijven en hopen er dan nog stiekem een paar dagen extra bij de meest westelijke eilandjes bij te sprokkelen.
Maar voordat we vertrekken, hebben we met de 3 gezinnen een overheerlijke lunch op Playa Falucho/Blanquilla. Yves-Marie heeft 's ochtends een vers gevangen mahi-mahi "gekocht" voor wat rum en cola, die hij vervolgens bereidt als mahi-mahi a la Tahitien (rauwe vis gemarineerd in kokosmelk, uitjes, zout en peper). Er is couscous- en rijstsalade. Er zijn versgebakken volkoren bolletjes, chips, koekjes, bier, wijn, cola. De mannen McGyveren een tafel, zodat we een soort van buffet kunnen uitstallen. Het strand is heerlijk zacht, het water kleurt turquoise. De kinderen bedenken voortdurend nieuwe spelletjes op het strand en in het water en weten dat in 3 talen aan elkaar uit te leggen (Frans, Engels, Nederlands). Ze hebben dikke pret met elkaar. Kortom, het ontbreekt ons aan niets. Halverwege de middag kijken we eens naar de stand van de zon en gokken we dat het half 4 is: tijd om weer terug naar de boten te gaan en klaar te maken voor vertrek.
De tocht naar Los Roques verloopt voorspoedig; om 17.30 uur gaan we anker op. We beginnen met een rustige windkracht 3, schuin van achteren en naarmate de nacht vordert, neemt de wind -beheersbaar- toe tot uiteindelijk een windkracht 6. Onze snelheid neemt ook navenant toe: gaan we bij het begin zo'n 6 knopen, de laatste uren scheuren we met 10 knopen (met uitschieters naar 11-12 knopen) door/ over de golven.
We naderen Los Roques via de zuidingang bij Sebastopol. Tussen de hoge golven is het moeilijk voor te stellen dat daar een onderbreking in het rif is van een kwart mijl breed. Links en rechts van ons breken de golven over het rif en aan de rechterkant herinnert een scheepswrak er aan dat het ook weleens fout gaat. Goed mikken dus! Deze eilanden zijn ook nog eens niet goed in kaart gebracht, dus volgens de elektronische kaart varen we nu al op het land! Varen op zicht, eyeball navigation. Zodra we achter het eerste rif zijn, varen we op rustig water en laten we razendsnel het grootzeil zakken. We koersen aan op ankeren achter het mangrovebosje Buchiyaco. Ter plaatse blijkt het er te hard te waaien om comfortabel voor anker te liggen en we besluiten met z'n allen 10 mijl door te varen richting Madrisqui / Cayo Pirata, net oostelijk van El Grande Roque, het hoofdeiland. Wederom op zicht en met de kaart van de pilot in de hand "volgen" we het kanaal. De kleur van het water varieert van turquoise naar donkerblauw met daartussen lichtblauw, bruin en groen. Van belang is dat we zoveel mogelijk in het donkerblauw varen: diep water. Turquoise/groen staat voor heel ondiep en bruin duidt op rotsen/koraalrif. We doen dit zeilend op de fok en ondertussen wordt er ook nog gevist. Op een traject van 10 mijl vangen we 5 vissen, waarvan we er één verliezen.
Rond het middaguur laten we ons anker vallen in het "zwembad" van Madrisqui: lichtblauw water van zo'n 2 meter diep. Yann port de barbeque op en iedereen neemt wat mee voor een uitgebreide lunch, varierend van verse vis, salade, "poleto" (een soort maistaart met gesmolten kaas en pesto). En als dessert hebben we chocoladecake met slagroom en door Léah en Sil zelfgebakken koekjes. In de namiddag zijn we moe en voldaan weer terug op onze eigen boot en verheugen Coos en ik ons alvast op een nachtje doorslapen. Want daar is de afgelopen zeilnacht niet veel van gekomen....
To be continued!
PS: sinds 16.00 uur regent het pijpenstelen in dit aards paradijs .....

vrijdag 25 februari 2011

Blanquilla, Playa Uaque en Playa Farucho

Op woensdag gaan we het eiland verkennen en we plannen een wandeltocht met de gezinnen Le Fur naar Playa Americano, een plekje waar nog wat restanten schijnen te staan van een huisje van Mr. Blankenship, een Amerikaan, die zo nu en dan, "to get away from everything", met zijn eigen vliegtuigje naar Blanquilla vloog.
Om aan land te komen met de dinghy is nog een hele uitdaging daar de swell is behoorlijk toegenomen en er in serie behoorlijke golven breken op het strand. Wij komen veilig en droog aan, maar Galilea is bijna iets minder gelukkig. Ze komen, als ze bij het strand zijn, dwars op een golf en kieperen nét niet om. Met ons komen ook 3 vissers aan land: met hun roeibootje ter grootte van een Optimistje en met als peddels nog steeds een houten plank en een schep. De mannen trekken met een manchette de bush in en in ons beste Spaans begrijpen we dat ze aan land wat ingredienten gaan zoeken om een soep te maken.
Een pad naar Americano Bay is er niet en dus we proberen er te komen door de kustlijn te volgen: langs het strand, over de rotsen en uiteindelijk via de bush. Het strand wisselt fijn poederzand af met stenen, schelpen en koraalrestanten. We zien prachtig lilakleurig waaierkoraal en bulten hersenkoraal, allemaal aangespoeld. En natuurlijk heel veel grote en kleine, gave en kapotte schelpen. Op het land vooral lage begroeiing, varierend van een soort bodembedekkende vetplant, onduidelijk struikgewas tot aan een soort duingras. En daar tussen door groeien her en der lage cactussen. Bij het wandelen moeten we ontzettend oppassen dat we daar niet instappen, want de cactusnaalden gaan gewetenloos door de zool van een slipper of crocq. De jongens (Tico, Amyric en Sil) vinden het geweldig zo "off track" te lopen. Uit het niets ontwaren we "in the middle of nowhere" en ieniemienie kapelletje ter grootte van een hondenhok. Er leidt een met concheschelpen afgebakend paadje naar toe . Het "kerkje" is geverfd, er hangen rozenkranzen aan en en het geheel ziet er onderhouden uit. Het wordt vast door de katholieke Venezolaanse vissers als gebedsplaats gebruikt, opdat God hun bedeeld met een goede vangst en veilig thuiskomen.
Uiteindelijk bereiken we Americano baai niet, vanwege ondoordringbare begroeiing, maar zien we van een afstandje wel iets wat op een ruine lijkt. Op de terugweg hebben we meer oog voor het dierenleven van Blanquilla: we zien een leguaan voor onze voeten door het gras wegschieten, we horen we een wilde ezel balken en we bewonderen groene papegaaien die als wij naderen van de ene boom naar de andere vliegen.
Terug op ons strand is de branding behoorlijk toegenomen. Met vereende krachten sleuren we de drie dinghy's door de golven. Bij zo'n actie ga ik geweldig onderuit -onderwater- en klap ik met mijn knie op een platte rots. Als de dinghy's in de "veilige zone" zijn, zwemmen we er met de kinderen naar toe. Terug op de boot doet alles me zeer: mijn knie bloedt behoorlijk en mijn benen voelen trillerig en stijf. Omdat ik dat hele dinghy-branding gebeuren zo spannend (eng) vond, heb ik ongeveer alles gegeven bij het in het water sleuren ervan, dat ik nu acuut spierpijn heb.
Vandaag, donderdag, gaan we anker op en verhuizen we naar het zuiden van het eiland. En dat is waar we nu liggen: in de baai van Playa Farucho. Het is ook hier waar een kleine afvaardiging van het nationale coast guard gestationeerd is en waar wat barakken staan van lokale vissers. Officieel moeten we ons melden bij de national coast guard of kunnen we een bezoek van hen verwachten, maar vooralsnog nemen wij hier het initiatief niet toe en lijkt ook de national coast guard niet echt in ons geinteresseerd.
De playa van Playa Farucho is zo mogelijk nog mooier dan Playa Yague: het zand is onvoorstelbaar fijn en zacht. In de baai ligt een piroque. Op het strand, onder een boom, een prachtig stilleven van 2 stoelen en verder wat struiken met oranje bloemen. Aan de westkant van de baai lijkt ooit een poging gedaan te zijn iets van een uitspanning op te zetten: op een stenen gebouw zie we vaag nog staan"Casino de Playa Bienvenido " en daarnaast ontwaren we iets wat ooit bedoeld was als toiletgebouw. Aan de oostkant van de baai staan wat gebouwen van de national coast guard, we horen een generator rammelen, maar we zien verder geen mens.
Blanquilla is volledig ongerept en natuurlijk. Het voelt voor ons heel bijzonder om hier met 3 catamarans te liggen.
Vrijdag, in de loop van de middag, vertrekken we richting Los Roques: 120 mijl westelijk. Deze afstand is te groot om in daglicht af te leggen en omdat we wel bij daglicht willen aankomen, varen we 's nachts.
To be continued!!

dinsdag 22 februari 2011

Blanquilla!

Zaterdag, na het palaver in het wifi-restaurant, vertrekken we een paar uur eerder dan gepland. De heersende wind (tradewind) heeft namelijk besloten een paar dagen vrij te nemen. Oftewel, er wacht ons heel rustig weer en de snelheid zal dus veel lager liggen dan we hadden uitgerekend. We hebben opeens haast om te zorgen dat we maandag voor het donker in Blanquilla aankomen. In het donker varen we in colonne met Le Furibard en Galilea de ankerbaai van St. Anne/Martinique uit.
Het vierkant Grenada -Trinidad- Isla Margharita - Los Testigos hebben geen goede reputatie als het gaat om "kleinschalige" piraterij. De trip Martinique -Blanquilla valt onder Zone de Alerto. We willen geen risico nemen en spreken af om zoveel als mogelijk bij elkaar te blijven varen.
We hijsen het grootzeil, maar er staat te weinig wind en we motoren de nacht in. De maan schijnt als een grote schijnwerper op ons en donker is dan opeens niet zo heel donker meer. Prachtig!! Varend op één motor gaan we alledrie ongeveer dezelfde snelheid enwe blijven eenvoudig in elkaars zicht. Zondag steekt een licht windje op en we glijden we met de wind in de rug op grootzeil en gennaker over een gladde zee. Halverwege de 2e nacht lopen we op grootzeil en gennaker en gaan we te snel voor Galilea. We lopen teveel uit en we minderen zeil. Onze ETA (estimated time of arrival) past zich aan aan de lagere snelheid. Opeens wordt het heel spannend of we Blanquilla maandagwel bij daglicht gaan halen: als we 5 knopen varen, arriveren we volgens berekening ca. 21.00 uur. Varen we daarentegen 7 knopen, dan lopen we de ankerbaai Playa Yague om 17.00 uur binnen. Een cruciaal verschil. We kiezen er desondanks voor om bij de groep te blijven (samen uit - samen thuis) ook al zou dat betekenen dat we in het donker bij Blanquilla zouden aankomen. Gelukkig krijgen we hulp van de stroom: 1 knoop stroom mee en met nog zo'n 12 uur te gaan mikt de ETA aan op aankomst om 17.00 uur.

De vislijnen staan overdag uit, maar de vissen willen niet bijten. De kinderen doen school, tekenen en vermaken zich met schuurpapier, een halve kokosnootschil en plakkaatverf. Wij turen wat uit over de grote plas, we lezen wat, we kletsen wat, we eten lekker. Dit is voor mij zeilen zoals zeilen bedoeld is:easy does it, comfortabel en relaxed. Dit is ZIJN in plaats van DOEN.
Halverwege de middag op maandag ontwaren we LAND IN ZICHT, de rotsen van Los Hermanos. En met dat begint Coos' vislijn te ratelen. Het wordt een strijd tussen mens en dier, welke in het voordeel van de vis beslecht wordt. Dit gebeurt binnen een half uur tijd nog 2x: alle vissen weten te ontkomen. Aan Tico's haak is slechts een stuk vislip wat over is van vis 3. De 4e vis heeft -gelukkig voor ons- pech: deze medium sized tonijn halen we wel binnen en met een scheut rum in zijn kieuwen helpen we hem/haar naar de vissenhemel. Yann (Le Furibar) doet verwoede pogingen ook een vis te vangen, maar zelfs het koers verleggen richting de rondcirkelende vogels levert niets op. Even later meldt Yves-Marie (Galilea) zich: hij heeft ook een tonijn van zo'n 2 kilo binnengehaald. De borrel is besloten: champagne en sushi!!
Blanquilla toont zich pas op een paar mijl afstand: we varen af op een grote, platte pannenkoek. De ankerbaai Playa Yague is aan de westkant van het eilandje. En dan als we de zeilen willen gaan strijken en de motoren willen starten....start de bakboordmotor niet .... Het lijkt aanvankelijk op een los contactje in de startknop, maar dat blijkt het bij nadere inspectie toch niet te zijn. Startmotor kapot? Welnu, we moeten toch eerst ankeren en gelukkig hebben we nog een motor (bij een catamaran heb je van -bijna- alles twee). Dus dan maar op alleen de stuurboordmotor de ankerbaai in: hoewel het op één motor iets lastiger manoeuvreren is, is het gezien de wijde ankerbaai niet onmogelijk. En aldus geschied.
's Avonds hebben we champagne, sushi en gezelligheid aan boord van Le Furibard. Rond 22.00 uur storten we vervolgens moe, voldaan en een beetje ongerust over de startmotor in bed. We lezen nog wat, maar al snel vallen we (Coos boven de motorbijbel van Nigel Calder)in slaap.
Dinsdagochtend begint de dag met ... de startmotor. Althans, als het probleem bij de startmotor zit, want 's nachts heeft het idee bij Coos postgevat dat het weleens de startaccu kan zijn. Er wordt van alles doorgemeten en inderdaad blijkt hier het probleem te liggen. En met deze constatering is het een oplosbaar probleem geworden. Als we Galilea en Le Furibard even later deze tussenstand melden, blijkt het geluk met ons: Yves-Marie heeft aan boord een "reserve-accu", eentje die over is van zijn oude bijboot. Coos vervangt de defecte startaccu en ja hoor, de motor start in 1x!! Problem solved!! Ik maak een vreugdedans in de kuip. Niet alleen hebben we namelijk weer een werkende motor, maar ook het bezoeken van de eilanden Los Roques en Aves is hiermee veilig gesteld. Als we dit namelijk niet hadden kunnen oplossen en verder hadden gemoeten met slechts één werkende motor, dan hadden we deze eilanden, die middenin allerlei riffen liggen, moeten overslaan en hadden we in één keer naar Bonaire moeten varen.
En dan gaan we terug naar de gewone orde van de dag: ontbijt (Tico bakt een overheerlijk ei met toast voor zijn vader) en school. Rond het middaguur gaan we dan (volgens de jongens "eindelijk") naar het sneeuwwitte strand om te spelen en te zwemmen in het azuurblauwe water. En dan komt het euforische gevoel: wat is het hier mooi, wat zijn de kleuren van het water en de contrasten met het strand overweldigend. Wat fantastisch dat wij hier nu zijn, een plek die maar door zo weinig mensen bezocht wordt. Sterker nog: net als bij Selvagem (bij Madeira), wordt Blanquilla alleen door een handjevol zeilers bezocht. We delen de ankerbaai met een Zweedse boot en een lokale visboot: deze komt 's ochtends met een piroque achter zich aan slepend vanuit de zuidkust van het eilandje danwel vanuit het 50 mijl oostelijk gelegen Isla Margharita. Met de piroque gaan de vissers uit varen en aan het einde van de dag wordt de gevangen vis overgezet op de visboot. Dan komen ook 2 van de vissers in een klein, gammel roeibootje met een plank hout en schep als peddel bij ons langszij voor een praatje en hopelijk wat handel. Manana voor ons; wij hebben nog wat van onze eigen tonijn. Van Le Furibar begrijpen we even later dat de vis hier niet duur betaald wordt: een vis kost ofwel een pakje sigaretten, een blikje cola of een pak melk.
Tot zover onze eerste belevenissen op Blanquilla. Foto's volgen later; er is hier geen internet, geen gsm-verbinding, geen restaurant, helemaal niets. En toch is het op dit moment voor ons het mooiste plekje op de wereld.

Mini update

Wauw, het is hier fantastisch! Het mooiste strand, de mooiste kleuren in het water die we tot nu toe hebben gezien. En goed nieuws: Probleem met starten van de motor verholpen. Was gelukkig niet de startmotor, maar de startaccu van de bakboordmotor die overleden is. Onze vriend Yves Marie van de Galilea heeft 'toevallig' nog een ongebruikte accu op zijn boot die we mogen gebruiken. Motor start weer als een zonnetje. Op Bonaire vervangen we beide startaccu's.

maandag 21 februari 2011

270 mijl gevaren, we zijn op Blanquila!

Aangekomen op Blanquila! Prima tocht gehad, samen met onze bevriende Franse catamarans, Le Furibard, een Outremer 49 en Galilea, een Catana 41; Een probleem bij aankomst: startmotor van onze bakboord motor is ermee gestopt, vervelend; morgen kijken of we dit kunnen oplossen;

zaterdag 19 februari 2011

En route to Blanquilla - Los Roques - Aves - Bonaire

Na nog een dag boodschappen doen, diesel en water tanken, uitklaren en nog even een weerbericht ophalen, liggen we nu weer voor anker in St. Anne. De kinderen van Le Furibar, Galilea en Seamotions spelen en zwemmen met elkaar en de ouders zitten we in etablissement Paille Coco, de plek waar free wifi is. Stel je voor: 5 volwassenen aan een tafel en even zo veel laptops. Welnu, de accu van mijn oude Dell is bijna leeg, dus ik moet nu even door typen.

 

Vanavond (19/2) rond 22.00 uur lokale tijd gaan we anker op en zeilen we met een rustig windje in de rug over een rustige zee 270 mijl zuidwaarts. We verwachten er zo’n 36 uur over te doen. De vertrektijd is dan ook zo gepland dat we bij daglicht aankomen op Blanquilla; zowel als we wat sneller blijken te zeilen, maar ook als we langzamer gaan. De 3 boten blijven zoveel mogelijk in marifoon-bereik van elkaar, dus Le Furibar gaat zeer conservatief varen en Galilea zet alle zeilen bij. Wij zitten waarschijnlijk comfortabel in het midden.

 

We verwachten de komende weken nauwelijks tot geen internet tot onze beschikking te hebben en zullen qua email dus even “uit de lucht” zijn. Dit moet iedereen natuurlijk niet weerhouden ons te mailen. Zodra we op Bonaire zijn (ergens in de 1e week van maart) zal dat vast weer anders zijn. Vanaf zee zullen we in elk geval proberen dagelijks onze positie en onze avonturen via ons weblog te updaten.

 

To be continued!

 

 

 

vrijdag 18 februari 2011

Baptême de Plongee en St. Anne - Martinique

Woensdagmiddag is een verrassende middag, want geheel onverwacht (en daardoor misschien wel des te leuker) gaat Tico ’s middags, samen met de kinderen van Le Furibard, een introductieduik in open water maken!! In de aanloop er naar toe doorloopt Tico allerlei emotionele stadia: opgewonden, druk, onrustig, zenuwachtig, nerveus, gespannen, strak, ogenschijnlijk rustig en toch ook vol vertrouwen. Bij de duikshop worden hem en Amyric in het kort uitgelegd hoe het onderwater met ademhalen en communiceren gaat. Hij krijgt een (te groot) wetsuit aangemeten en dan gaan we met z’n allen in de krakkemikkige “duik”boot op weg naar de duikplek. De duikinstructeur gaat eerst met Amyric onder water en daarna is Tico aan de beurt. In het water gelegen krijgt Tico een eigen duikfles op zijn rug gebonden en dan gaat het gebeuren. Zoals je duikt als je in het water duikt, hoofd eerst, wil Tico naar de diepte. Maar bij duiken met lucht laat je je, voeten eerst, rustig naar beneden zakken. Dus opnieuw en dan gaat het goed. Coos en ik snorkelen er nieuwsgierig om hem heen en Coos maakt foto’s met de onderwatercamera van Anne-Valerie. Tico ziet er erg relaxed uit onder water en beweegt zich, met de instructeur aan zijn zijde, frank en vrij. Hij blijft minstens 15 minuten onder water (schat ik in) op een diepte van ca. 5 meter en komt dan blij en opgetogen boven! “WAUW, COOL, ik wil dit wel vaker doen!” , zijn de kreten waarmee Tico weer aan boord klimt. Welnu, dat komt goed uit, want op Bonaire willen Coos en Tico hun duikbrevet gaan halen.

woensdag 16 februari 2011

Retour au Martinique

We hebben een heerlijk relaxed weekend in Grande Anse d`Arlet en dat wordt nog eens extra opgeleukt door de hereniging met onze Franse vrienden van Le Furibard. De kinderen vinden het ook weer super elkaar te zien en zitten in no time spelletjes te doen. Voor we het weten, is er voor ons een “Ti-Punch” ingeschonken, een glaasje rum met suikersiroop en een stukje limoen … Woooooow, mijn keel staat in brand!! Met wat ijsklontjes leng ik de “punch” aan en dan is het iets beter te drinken voor de non-alcholica die ik ben. Bij dit drankje serveren de Fransen een lokale lekkernij genaamd Accras: een soort oliebolletje met gemalen visvulling.

Op zondagochtend liggen Tico en Sil nog voor het ontbijt al in het water en Tico zien we de rest van de ochtend niet meer. Hij is omringd door 4 meisjes en 1 jongen en heeft plezier met zwemmen en snorkelen en ook de kayak wordt getest: zinkt ie wel of niet als er 6 kinderen in zitten? Kortom, dikke pret in het weekend.
Over weekend gesproken: er is een groot verschil in hoe wij in Nederland weekend houden en hoe men dat hier doet. Ploffen wij op vrijdagavond moe op de bank en zijn we op zaterdag en zondag druk met dingen waar we doordeweeks geen tijd voor hebben gehad, op deze eilanden wordt het weekend nog echt “gevierd”. Op vrijdagavond komen de bbq’s op straat, wordt de drank koel gehouden in grote koelboxen (die hebben hier wieltjes, handig joh!) en schettert luide, opzwepende muziek uit de gettoblasters. In restaurants speelt vaak een (steel)bandje. De zondag is een familiedag: dan trekt men er met het gezin op uit naar het strand. Wederom met koelboxen vol eten en drinken. In Grand Anse is het de gewoonte dat heel Fort de France langskomt op zondag, via het water danwel de weg, voor een beetje strandplezier en een uitgebreide lunch in een strandtent. LIVE music klinkt op vanuit een van de vele strandtentjes. Op rechts horen we een vals zingende troubadour die maar van geen ophouden weet (kan nooit goed voor de klandizie zijn) en op links begint een Frans rappende hiphop band: de saxofoon klinkt lekker, de zanger kan beter binnenskamers blijven rappen.


Op maandag begint weer een gewone week. Nou ja, bijna gewoon, want op Valentijnsdag is Opa Jan jarig en tijdens het ontbijt bellen we even naar de jarige! In de loop van de ochtend gaan we vervolgens ankerop en varen we richting St. Anne. Natuurlijk hebben we weer tegenwind … zucht …. We “tacken” ons een weg naar de eindbestemming. Op het laatste rak richting de ankerbaai doen we nog een wedstrijdje met een Duitse Hanse47; dat winnen we, maar wel met zijn vislijn in onze schroef …. Als we voor anker liggen, is het nog een hele klus voor Coos om al die vislijn uit de schroef te halen.

Vanuit St. Anne gaan we ons voorbereiden op het avontuur dat voor ons ligt: de Venezolaanse eilanden Blanquilla, Los Roques en Aves en daarna Bonaire. Deze (voor 90% onbewoonde) eilanden zijn omringd door riffen en daardoor kom je in een caleidoscopische beleving van de kleur blauw: de zee laat alle varianten zien van diepblauw naar turquois. De stranden zijn sneeuwwit en worden afgewisseld door mangrove-lagunes. De onderwaterwereld moet spectaculair en onbedorven zijn en het schijnt een paradijs voor vogels te zijn. Op Gran Roque na, worden de eilanden eigenlijk alleen aangedaan door lokale vissers en een handjevol zeilboten.

Officieel moeten we eerst inklaren (douane en immigratie) op het Venezolaanse eiland Margharita of Los Testigos, maar de laatste jaren hebben deze eilanden zo’n slechte reputatie gekregen i.v.m. piraterij en –gewapende- overvallen, dat wij dit formele traject overslaan en illegaal zullen verblijven op Blanquilla, Los Roques en Aves. In het slechtste geval mogen we van de Coast Guard op elk eiland maximaal 2 dagen verblijven. In het gunstigste geval worden we niet “gezien” en kunnen uitgebreid door de eilandjes “browsen”. Welnu, we gaan het wel beleven, samen met Le Furibard (http://www.lefuribard.com/) en mogelijk ook de Galilea (http://www.catagalilea.com/).

Maar voordat we ons in dat paradijs storten eerst: kapper, provianderen, wasserette, diesel tanken, motoronderhoud, administratie en een internetverbinding tot stand brengen (grrrr, Martinique is echt het slechtste eiland als het gaat om internet!). En ook school gaat gewoon door: Tico wordt ingewijd in de kunst van de staartdeling en Sil is druk met de klanken “sch” en “ng”.

zaterdag 12 februari 2011

Afscheid van Iles des Saintes! Retour au Martinique!

Onze laatste dag op Iles des Cabrits wandelen we naar de hoogste top. Onderweg krabbelen er grote en kleine heremietkreeftjes voor onze voeten weg. Boven op de top stuiten we op diverse muurtjes en bergen stenen, restanten van wat ooit Fort Josephine was. Inmiddels is dit het terrein van de geiten. Overal geitenkeutels en we struikelen zelfs bijna over een uitgedroogd skelet van een minder fortuinlijke geit. Ik schrik me vervolgens weer een hoedje als ik haast op een slang stap: gelukkig is het beest banger voor mij dan ik voor hem. Als ik later met Sil nog eens op slangenjacht ga, vinden we er nog eentje in de “brievenbus” van het fort. Fascinerend om te zien hoe zo’n dier voortbeweegt! Coos geniet ondertussen van het prachtige uitzicht op Bourg des Saintes en Pain de Sucre, onderwijl weerberichten ophalend via free wifi. Wat in de ankerbaai niet lukt, lukt gelukkig op de top van de berg wel.

 

Tico vermaakt zich die hele ochtend met een Frans vriendje: ze gaan weer even kijken bij de pottenbakker alwaar ze direct aan het werk gezet worden: er kunnen weer een paar kleimaskers versierd en geschilderd worden. Na dit stil zitten, is het tijd voor fysieke beweging; er worden serieuze zwaardgevechten (met stokken) gehouden op het strand. Tot ze worden afgeleid door een visser die met een grote manchette zijn vers gevangen kleine en grote roggen op het strand in stukken snijdt. Pfff, kijken hoe een tonijn gefileert wordt is een ding, maar als zo’n prachtig beest als een rog in mootjes wordt gehakt is het toch iets heel anders….

 

Na de lunch gaan we anker op en varen we terug, zuidwaarts, richting Prince Rupert Bay/Dominica. Net als bij ons eerste bezoek aldaar, worden we buiten de baai al tegemoet gevaren en welkom geheten door Mr. Macaroni. Helaas hebben we geen business voor hem. De volgende ochtend, bij het eerste ochtendgloren vertrekken we om in een keer de ruim 70 mijl af te leggen naar Grand Anse d’Arlet/Martinique. We houden het er maar op dat de winderige 30 mijl tussen de eilanden een trainingstochtje is voor de aan-de-windse trip die we begin april richting de Dominicaanse Republiek moeten varen …. pffff.

Rond 17.00 uur laten we ons anker vallen in de baai van Grand Anse en snorkelen we, via een ankercheck, naar het strandje. Onder water zien we weer een dier dat we nog niet eerder gezien hebben: enorme grote, geelkleurige zeesterren!!

 

Coos is “eigenaar” van een nieuw project geworden: besluitvorming of we wel/niet alsnog een windgenerator willen plaatsen. Stroomvoorziening op de boot, ons huis, blijft namelijk een aandachtspunt. Onze zonnepanelen genereren overdag prima stroom om de ijskast en andere stroomslurpers te voorzien van “juice”, maar ’s nachts wordt er wel een aanslag op de accu’s gepleegd. Het schijnsel van de maan is helaas onvoldoende voor de zonnepanelen om om te zetten in amperes, haha.

Inmiddels is wel helder welk merk windgenerator we zouden willen, als we ertoe zouden besluiten, maar daar zit ook direct het probleem. Het merk Spreco (type Silentwind) kan de vraag niet aan …. To be continued en tot die tijd draaien we maar dagelijks of om de dag de motor 2 uurtjes.

 

Sil is momenteel erg bezig met zijn spierballen. Hij vindt dat hij te dunne armen heeft en dus is hij in training gegaan. Elke dag peddelt Sil hiertoe een stuk in de kayak en elke avond helpt hij Coos bij het omhoog lieren van de bijboot. Daarna, voor het slapen gaan, worden nog een keer de spierballen opgebold om te zien of deze krachttraining al in de richting van een gewenst resultaat leidt.

 

Tico is met iets geheel anders bezig: het schrijven van een verhaal. In het kader van Taal doen we eens iets anders dan het werkboek Taal op Maat (welke we overigens helemaal doorgewerkt hebben) of het groene werkboekje Werkwoordspelling. Zijn verhaal heeft vooralsnog de werktitel “De wraak van het Rijk” en zal, als de schrijver zijn toestemming geeft, te zijner tijd op dit weblog gepubliceerd worden.

 

PS: de foto’s van Iles des Saintes staan online! Evenals foto’s van de Indian River Tour/Dominica; deze zijn toegevoegd aan het webalbum Dominica-febr2011!!

donderdag 10 februari 2011

Baguette, pain au chocola en een poterie!

Maandag, in het speelkwartier van school, verplaatsen we de boot naar een ogenschijnlijk iets rustigere plek in de ankerbaai. Met de name de dwarse golven maken de ankerbaai van Bourg des Saintes wat oncomfortabel. We laten het anker plonzen vlak achter 2 gele waarschuwingsboeien en de mannen gaan snorkelend controleren of het anker goed ingegraven ligt. Dat is het geval (gelukkig). En ze ontdekken nog meer. Ze schrikken er in eerste instantie zelfs van. Die gele waarschuwingsboeien staan er, omdat er een wrak op de bodem ligt. Hartstikke spannend natuurlijk en zowel Tico als Sil duiken er met ingehouden adem naar toe! Ik vind het te stoer dat Tico wel 4 meter diep duikt en ook Sil doet maar nauwelijks voor zijn grote broer onder met een diepte van 3 meter. Persoonlijk vind ik het al een hele prestatie dat ik met snorkel en –pijp onder water durf, maar mijn lijf meer dan een halve meter onder water is het absolute maximum. Overigens heb ik de kinderen wel versteld doen staan toen ik opeens van de boot in het water ging “duiken”. OK, dat ziet er allemaal niet zo heel flitsend uit (lees: ik ga als een platvis het water in), maar voor iemand die normaal zijn zonnebril en lippenstift ophoudt en geen druppels in het gezicht wil, is het al een hele grote stap.

Het dorpje Bourg de Saintes is echt Frans: veel kleine galerietjes met aquarellen, veel “boutique”-jes waar kleding van witte katoen verkocht wordt (Le Cotton Blanc o.i.d.) en ook de tegenhanger hiervan, rokken/broeken/blouses/hoeden/placemats/servetten, etcetera, van typisch Frans-Caraibisch bontgekleurde ruitjesstof, is ruim vertegenwoordigd.
Er wonen ongeveer 3000 mensen op Terre d’ Haut/Bourg des Saintes en die mensen ogen allemaal heel Frans. Er rijden maar een paar auto’s op het eiland, want eigenlijk heeft iedereen een scooter (deze kun je volop huren!). We wandelen langs allerschattigste gekleurde huisjes naar de andere kant van het eiland en passeren een bloemrijke begraafplaats. Niet de treurnis van dikke, oude bomen, vallende bladeren en grijze, zware grindpaden, maar juist witte graftombes die opgepimpt zijn met felgekleurde plastic bloemen in vazen, bakken, flessen en potten. Als je dan toch begraven moet worden, dan is dit wel een “gezellige” plek, moet ik zeggen.

Dinsdagochtend, na onze verse baguette, gaan we anker op en verhuizen we naar de ankerbaai Pain de Sucre. We kruipen achter de rots, redelijk dicht bij het strandje en zorgen ervoor dat we met ons anker gevrijwaard blijven van de zoetwaterleiding die “ergens” over de bodem loopt (bij nadere inspectie blijkt die buis precies onder de boot te liggen – en dus ver genoeg bij het anker vandaan). Qua snorkelen is hier niet veel te beleven, maar het strandje is wel weer leuk. Met de kayak peddelen de jongens er heen en de hele middag vermaken ze zich met zwemmen, kayakken en zandkastelen bouwen. Aan het einde van de dag maken we nog een wandelingetje naar een leuk uitzichtspunt. Terug denken we een shortcut te nemen naar het strandje. Helaas stuiten we halverwege het pad op een pinnig Frans mevrouwtje met bijbehorend hondje. We hoeven geen Frans te verstaan om te begrijpen wat ze vervolgens tegen ons zegt. In rap Frans maakt ze ons duidelijk dat we daar niet horen te lopen en of we, wel direct, willen ophoepelen. Tja …even een kort door de bocht constatering: hoe meer welvaart, hoe meer individualisme en hoe minder tolerant, gastvrij en behulpzaam?! Op de armste eilanden hebben wij de mensen daarentegen als vriendelijk, gastvrij en behulpzaam ervaren. Van een afstand kun je zien dat daar met groot gevoel voor de gemeenschap geleefd wordt: men doet veel voor de gemeenschap en de gemeenschap doet veel voor hen.
En dan een stukje zelfreflectie: zijn wij in Nederland zo gastvrij? De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen dat we waarschijnlijk niet veel vriendelijker zijn dan dat pinnige Franse mevrouwtje…..

Op woensdagochtend helaas geen verse baguette (Pain de Sucre is te ver bij het dorpje vandaan). Halverwege de ochtend verplaatsen we naar de ankerbaai van Iles de Cabrit, oftewel geiteneiland; het barst hier van de geiten. Daar liggen we, heerlijk beschut, achter ons anker en met een achterlijn naar de kant..
’s Middags gaan we even naar de kant en belanden we, na 25 meter lopen al, bij een Franse pottenbakker die van op het eiland gewonnen klei “hangplantenpotten” maakt in de vorm van maskers. En die kun je kopen voor 5 euro.  En als je dat niet doet, even goede vrienden. De kinderen mogen dan zelf plaatsnemen achter de “draaitafel” en hun eigen asbak en vaas maken. En deze vervolgens ook nog eens bewerken met vorkjes, prikkertjes, mesjes (voor wat relief). En om het geheel af te maken schilderen ze hun kunstwerken met door de pottenbakker zelfgemaakte, “organic” verf. Kortom, zomaar spontaan een complete pottenbakworkshop (zonder het bakken dan). Ter afsluiting van deze creatieve sessie gaan de mannen, inclusief pottenbakker, nog even klei-darten op de muur van het "atelier". En dat is eigenlijk nog veel leuker (vinden de jongens). Welnu, al met al is dit allemaal wel weer heel gastvrij en vriendelijk. Gelukkig! De wereld is nog niet verloren. J

dinsdag 8 februari 2011

Iles des Saints

Op zondagochtend staan we om 08.00 uur klaar voor Mr. Macaroni, de local die ons in zijn speed/roeiboot mee zal nemen de Indian River op. We scheuren op volle snelheid naar de riviermond en de ogen van Tico en Sil stralen (“we zitten in een speedboot!”). Daar moeten we eerst onder de brug schuilen voor een enorme hoosbui. Voor de zekerheid trekken we toch maar onze LEGO-land regenponcho’s aan… Na een minuut of 5 is het droog en haalt Alexander Macaroni zijn roeispanen tevoorschijn en peddelt hij “easy does it” stroomopwaarts. Onderweg vertelt hij over de bloodwoods, de mangrovebomen met hun waaierachtige wortels die, als je ze opensnijdt, rood “bloed” bloeden. Op de oevers zien we overal landkrabben, groot en klein, scharrelen. We leren over de termieten die zelfs in de dunne stengels van een jongen bananenboom hun grote, eivormige termietennest kunnen bouwen.

Wist je dat termieten blind zijn en daarom zo’n zwart spoor op de bast van een boom achterlaten? Dan kunnen ze de weg terug weer vinden.

Wist je dat wanneer je zelf de weg kwijt raakt in het regenwoud en je belaagt wordt door muskieten je een termietennest moet opzoeken? Dan breek je daar een stuk van af, je versnippert de nestbrokken en smeert jezelf daarmee in. Daarna stink je zo ontzettend, dat geen muskiet je meer lastig valt.

Wist je dat de scènes rondom de heks Tia Dalma in de film Pirates of the Caribbean II in deze rivier zijn gefilmd? Er staan geen filmrekwisieten meer, maar Tico herkent de plek van haar hut direct.

Na een uurtje peddelen, komen we aan bij een soort van bar waar je overheerlijke verse fruitpunch kunt drinken …. behalve op zondag. De uitspanning ziet er wel eco-verantwoord uit: regenwater wordt in lege verfemmers opgevangen, de krukjes zijn gemaakt van boomstammetjes, de gehele plek is ontdaan van elke vorm van luxe of comfort.

Het stroomafwaarts peddelen bijna als vanzelf en net voordat een volgende regenbui losbarst, zijn wij weer onder de brug.

 

In de ankerplaats hebben we achterburen gekregen: de clipper Stad Amsterdam ligt achter ons voor anker en wij gaan er even heen met de bijboot om de kapitein de groeten van mijn zus over te brengen. We worden gastvrij aan boord uitgenodigd door de bemanning (deze zijn even een paar uur vrij omdat de gasten op het land een toer aan het doen zijn …. met Seacat) en de kinderen worden direct enthousiast rondgeleid over dit prachtige zeilschip. We maken kennis met de kapitein (Richard Slootweg) en wisselen Atlantische zeilavonturen uit.

 

Rond het middaguur is het voor ons tijd om anker op te gaan en 20 mijl naar Iles des Saints te zeilen. Halve wind (windkracht 5-6) is het snel zeilen naar deze volgende bestemming.

De ankerbaai voor het stadje Bourg des Saintes is nog hetzelfde als 9 jaar geleden: lastige ankergrond (hard, koraalachtig zand), harde, vlagerige winden en een nare golfslag die om de hoek komt rollen.

 

Vandaag, maandag, ontbijten we weer met verse baguette en gaan dan direct aan de slag met school. ’s Middags houden we een relaxte siësta en gaan de mannen nog even snorkelen, voordat we nog even een wandelingetje door het stadje gaan maken. To be continued!

 

 

zaterdag 5 februari 2011

Foto's Martinique en Dominica staan online!

De foto's van Martinique en Dominica (Roseau) staan online!! Zie hiervoor het rechterkader.

We liggen inmiddels voor anker in Prince Rupert Bay/Dominica en gaan morgenochtend vroeg met Mr. Macaroni op rivier-expeditie.

To be continued!!

Verpletterend Dominica, natuurschoon in de overtreffende trap!

De nacht voor anker in de baai van St. Pierre/Martinique is een onrustige. De wind wordt als een kanonskogel van de vulkaan afgeschoten, maakt in de baai nog een pirouette en dendert dan over het dek. Alle boten draaien voortdurend alle kanten op. Rond middernacht heeft Coos het idee dat het anker licht aan het krabben is, maar door het draaien van de boot is het moeilijk te zien. Dus maar weer verder gaan slapen. Rond 04.00 uur maakt onze achterbuurman ons wakker: we liggen bijna (= net niet) tegen zijn voorkant aan. Coos’  gevoel eerder die nacht is dus juist geweest…. Dus anker op en elders een nieuw plekje zoeken. Met een half uur is de klus geklaard en kunnen we weer verder slapen.

 

De volgende ochtend, om 09.00 uur, is het Office du Tourisme open en is Coos de eerste voor het uitklaren. Om 09.30 uur varen we de baai uit en varen we richting Dominica. Tegen de tijd dat we bij de Noordpunt van Martinique zijn, giert de wind weer door de verstaging en schieten we door en over de golven. En soms golft de golf over de boot. Na zo’n 5 mijl worden zee en wind wat kalmer en varen we met een steady snelheid van 8-9 knopen, aan de wind, naar ons doel. In Dominica heb je 2 ankerbaaien: in het zuiden bij stad Roseau en in het Noorden bij Portsmouth. Wij gaan naar Roseau, omdat we daarvan uit een toertje willen maken. Boatboy Jason komt ons tegemoet varen en helpt ons aan een mooring schuin tegenover het Anchorage Hotel. Je kunt hier ook ankeren, maar evenals in St. Pierre/Martinique zorgen wind en stroming ervoor dat de boten voortdurend alle kanten op draaien. Daarnaast is het vrij diep en ligt er –blijkt na het snorkelen- vrij veel rommel op de bodem te liggen variërend van autobanden, t-shirts tot aan golfplaten.

 

De mooring waar wij aan liggen, is van Seacat, een local die eigenlijk Octavius heet: van octopus, de poes van de zee. Seacat is ook degene die ons de volgende dag meeneemt op toer. We beginnen met een bezoek aan Customs in Roseau om in te klaren (en tegelijk uit te klaren als je niet langer dan 72 uur op het eiland blijft). De crewlist in 3-voud als ook de komst van een ferry helpen het bespoedigen van de procedure: Coos is binnen 15 minuten klaar. Roseau is een kleurrijk creools stadje met smalle straatjes en karakteristieke huisjes.

Met zijn taxibusje met bloementjesbekleding rijdt Seacat ons vervolgens naar het hoogste punt van het eiland dat met een auto te bereiken is, zo’n 2780 feet (= zo’n 900 meter) hoog. Van daaruit zou je uitzicht moeten hebben op het Freshwater Lake, maar helaas hangt er even een vochtige wolk voor. Om de bocht is het startpunt voor de hike naar Boeri Lake. Een spectaculair pad voert ons door Cloud Forest en die naam is zeer toepasselijk want de wolken blijven tussen de bergen hangen en we lopen door mistflarden. Het pad is overweldigend groen met af en toe een kleurrijk rood, geel of oranje: varens (groot en klein), bananenbomen, hibiscus met rood/oranje bloemen, hangmos en nog veel meer bomen en planten waar wij de namen niet van kennen. Het pad gaat omhoog en omlaag: de traptreden zijn gemaakt van de stam van de varenboom. Deze heeft van nature een anti-slip samenstelling, hetgeen ideaal is voor de wandelaar. Al wandelend horen we een prachtige ringtone, welke niet uit de mobiel van Seacat blijkt te komen, maar uit het keeltje van een vogeltje ter grootte en de kleur van een merel (behalve dat deze een witte stip met rode cirkel onder zijn snavel). De naam van het beestje is me ontschoten, de bijnaam niet: whistle of the forest. Alles om ons heen is nat, vochtig en dampig van de zojuist gevallen regen. We slurpen de superzuurstofrijke lucht op. Halverwege hebben we een paar stroompjes te overbruggen: het water is hier zo schoon dat we het gewoon drinken. Tico gebruikt hiervoor een Petit Canoe-blad, wat Seacat voor hem vouwt als was het een soeplepel.

Na zo’n 3 kwartier lopen, komen we uit bij Boeri Lake. Aanvankelijk is het meer nauwelijks te zien, omdat er een dikke wolk boven hangt. Maar als het even opklaart, krijgen we toch een mooie indruk van de verpletterende natuur om ons heen. Coos duikt dapper in het koude water, zo’n 17 graden, en ervaart een sauna-gevoel: eerst heel warm van het wandelen, dan afkoelen in het frisse water en dan weer genieten van de warmte. Terug zijn we net op tijd weer in de bus, voordat een volgende regenbui losbarst. Net als op St. Vincent zijn deze meren het tappunt voor een kilometerslange, dikke, houten pijp die leidt naar een electriciteitscentrale: water ter opwekking van energie.


Seacat slingert de bus behendig over de betonnen weg waar het beton af en toe ontbreekt. De volgende bezienswaardigheid is Titou Gorge, alwaar we de enige toeristen zijn. Met grote overtuiging stuurt Seacat ons het enkeldiepe bassin in vanwaar we zwemmend door een smalle kloof bij een waterval uit zullen komen. Het water is vrij fris, maar onder aanmoediging  van Seacat storten we ons in dit avontuur. Alle vier vinden we het enorm spannend om naar een onbekend, donker einddoel te zwemmen. Na wat bochten komen we op een stukje waar we weer kunnen staan en zien we de waterval even verderop. Tico en ik proberen tot aan de waterval te zwemmen en halen het op 3 meter na: de stroming is te sterk voor ons. Dan laten we ons stroomafwaarts meevoeren en bereiken we op halve kracht het bassin. Daar belonen we onszelf onder de warmwater-waterval; een soort van hydrojetstraal die nek en rug flink masseert. Als we weer droog en aangekleed zijn, worden 2 bussen met te dikke cruiseschiptoeristen losgelaten in de gorge.  


Inmiddels zijn we behoorlijk vol van alle overweldigende indrukken en vermoeid van alle inspanningen, maar de Travalgar Falls staan ook nog op het programma. Daar aangekomen lopen we via een eenvoudig begaanbaar wandelpad/trap tot aan het panorama-plateau. Het uitzicht vanaf hier zou zo passen in de film Avatar: zo mooi, groen, spectaculair, ongerept, woest! Natuur in de overtreffende trap. Trafalgar Falls betreffen 2 watervallen: links is warm water en rechts koud water. Dat kun je natuurlijk niet zien, maar als je nog even verder naar beneden klautert, wordt het je gewaar: achter de ene rots vind je grote en kleine natuurlijke bassins met heerlijk warm en soms bijna heet water. En dit wordt door grote en kleine rotsen gescheiden van de koud waterstroom. We kunnen uren poedelen in afwisselend warm en koud water en voor Tico en Sil is het een waar klimwalhalla. Enorme bakken met regen gooien na een uurtje roet in het eten en druipnat arriveren we bij Seacat’s bus.

Het is dan inmiddels 16.00 uur en we rijden we terug naar de boot. Onderweg plukt Seacat sterfruit, guave en grapefruits voor ons. Hij snijdt wat van de bast van een boom en dat blijkt verse kaneel. Hij plukt een paar roodkleurige bessen waarin een boon zit: de koffieboon. Hij trekt een pluk gras uit de kant van de weg wat geen gewoon gras is maar citroengras. En dat alles groeit hier gewoon in het wild!  

We hebben vandaag zoveel moois gezien en er is nog zoveel meer moois te zien op dit zuidelijk deel van het eiland (o.a. sulphur springs, valley of desolation, boiling lake, aerial tram), maar wij reizen morgen weer verder. We gaan dan 20 mijl noordwaarts richting Prince Rupert Bay (Portsmouth).

 

PS: de foto’s volgen zo snel als de internetverbinding dit toelaat!

 

woensdag 2 februari 2011

Meer Martinique!

Op dinsdag gaan we met de huurauto richting Fort de France en voor het eerst sinds maanden ervaren we weer “file-rijden”. Niks aan. Onderweg passeren we Hyper U, Carrefour, Champion, Mr. Ed en meer van dat soort enorme complexen op Centre Commercials. Weer gaat “het is net Frankrijk” helemaal op. Voordat we ons in het winkelgeweld storten, gaan we even de hoofdstad Fort de France “doen”. We slalommen ons een weg door de kleine straatjes van het centrum op weg naar het stadsstrand annex ankerbaai. Overal zien we kleine winkels van sinkels en waar we op de overige eiland als blanken in de minderheid waren, is de verhouding zwart/blank hier misschien wel 50/50 zijn. Na weken van relatieve rust op het water of in picture perfect ankerbaaien, vinden we zo’n “grote stad”  vooral erg druk. Ditzelfde ervaren we even later in de hypermarchee, de Carrefour… zoveel mensen …… Enfin, het mag voor mij de pret niet drukken. Ik kijk mijn ogen uit naar alle blikken, potten, pakken, pasta’s en we laden toch 1,5 winkelwagen vol met etenswaren. Daar kunnen we weer heel lang mee toe.

 

Terug in Le Marin laden we alles uit. Coos gaat wat klussen doen op de boot. En Tico en ik doen nog een paar laatste boodschappen bij de Mr. Ed (voor de blikjes echte Coca Cola en afbakbrood) en de Leader Price (pannenkoekenmix). Onderweg halen we ook nog de schone was op bij een verder overigens volstrekt chaotische wasserette. En dan komt de volgende uitdaging: al die boodschappen opruimen …. Welnu, als dat ook weer gelukt is, gaan Coos en ik naar de Mango Bar om te kunnen internetten en vermaken de jongens zich aan boord met hun nieuwste DS-spel: Strijd der Giganten, Dinosaurus. In de bar schuiven we aan bij allerhande zeilers die met laptop, notebook of smartphone aan lange tafels zitten. Een aantal zit met koptelefoon op om ongestoord te kunnen skypen. Na onze internetbeslommeringen drinken we nog wat met Erik en Margreet van de Liberty en gaan dan snel terug naar de boot want de jongens (en wijzelf ook) hebben inmiddels wel hebben gekregen.

 

Woensdagochtend (2/2) gooien we om 10.00 uur de trossen los en glijden we met een windje in de rug over glad water de grote baai uit. Heerlijk om weer “vrij” te zijn. Al varende doen we school en halverwege de tocht naar St. Pierre komen we de Nederlandse clipper “Stad Amsterdam” tegen (mooie foto’s kunnen maken). Aan het eind van de middag liggen we voor anker in St. Pierre. We koelen eerst even af in het water alwaar ik mijn zwemrondjes rond de boot doe. Mijn hardloopconditie is inmiddels geheel down the drain en middels dit trimzwemmen probeer ik mijn lijf nog een beetje in shape te houden. Daarna gaan we naar het stadje voor een kleine wandeling.

 

St. Pierre ligt aan de voet van de vulkaan Mount Pelee. Dit stadje was rond 1900 met zo’n 30.000 inwoners de hoofdstad van Martinique en werd met haar rijke culturele, zakelijke en sociale reputatie ook wel het Parijs van de Carieb genoemd. Het verhaal gaat dat net voordat de laatste oorspronkelijke bewoners (de Carib) door de Europese overheersers werden weggevaagd (rond 1658), door hen een vloek werd uitgesproken door de vulkaan op te roepen om wraak te nemen op deze genocide. Welnu, 2 eeuwen later, op 8 mei 1902, neemt Mount Pelee zijn verantwoordelijk daarvoor en spuugt zijn kokende lava uit over de stad. Hoewel er de gehele maand april al voortekenen waren voor een uitbarsting, durfde de gouverneur (onder druk van de grootste en rijkste plantages rondom St. Pierre) de stad niet te evacueren. Welnu, van de 30.000 inwoners overleven slechts 2 mensen dit drama: een meneer die toevallig net in zijn kelder onder zijn huis zit en de andere meneer, een moordenaar, die opgesloten zit in dikbemuurde gevangeniscel. In het stadje schijnen nog restanten zichtbaar te zijn en er is een museum ingericht dat verteld over deze geschiedenis. Helaas gaan wij dat allemaal niet met eigen ogen bekijken. We zijn hier nl. slechts voor 1 nacht, want morgen varen we door naar het eiland Dominica. Maar morgenochtend gaat Coos eerst nog uitklaren. Voor de zeilers LET OP: in tegenstelling tot wat de pilot zegt over in- en uitklaren via een zgn. customscomputer bij Brasserie L’Escapade, moet je hier tegenwoordig voor naar het Office du Tourisme!

 

Tot zover onze belevenissen op Martinique!